Leven, ach! Wat zijt gij toch?
(2006)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 87]
| |
Ochtendstond aant.Ziedaar, dan weer met wankle schreden
mijn duizlend hoofd en matte leden
een dagreis verder voortgesleept!
Naar d' open poel der alverdelging
ter nooitverzade prooiverzwelging
door nieuwe distels heengezweept!
Opnieuw een daglicht aangebroken,
en zonder dat mij 't oog geloken,
het woelig brein gesluimerd heeft!
Opnieuw een nacht van zielsvermoeien,
van immer woelend hersengloeien,
in pijnlijk mijm'ren doorgeleefd!
Maar 't zij! Geen zalvend rustverkwikken
verzacht' die slepende ogenblikken
ter zielsverademing bestemd:
behoed mij, wat Uw hand moog geven,
voor 't ongeduldig tegenstreven,
o Gij die 's werelds tomen ment!
Wie telt het jammertal der nachten
op wreder krankbed in de klachten
gesleten, daar ik peinzend lag?
Wie telt al de uitgeperste zuchten
die lijdend hart bij hart ontvluchten
in angstig uitzien naar de dag?
Ach! Duizenden, van hulp verstoken,
zien d' ochtendschemer doorgebroken,
en siddren dat hun oog het ziet.
Ach, duizend, woeien, krimpen, wringen,
| |
[pagina 88]
| |
in ziels- en lichaamsfolteringen,
en vinden 't uur van redding niet.
En ik vermeetle, zou ik 't wagen
mijn God een zielzucht op te dragen
die wrevelzieke weerwil aâmt?
Nee, 'k groet deze opgerezene ochtend,
om 't geen mij God onthield, verzuchtend,
maar zonder dat mijn ziel zich schaamt.
Ja, 'k lij' van 's levens winterdagen
de last die God mij geeft te dragen,
in dank ook tevens voor 't bezwaar.
Wat wenst men stage jeugd aan 't leven,
of avonden die daglicht geven,
of rozen slingrend om de baar!
Nee grijsaards, voedt geen zulke dromen!
Dankt de Almacht voor Haar gunst volkomen,
geniet Haar gift, en vraagt niet meer!
Ons lot is veiligst in Gods handen,
en 't is Zijn wijsheid aan te randen,
wat iemand boven haar begeer'.
1827
|
|