Leven, ach! Wat zijt gij toch?
(2006)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermdDe bloedhond aant.De bloedhond, eens in band geklonken,
ontbloot de felle tanden weer,
en stuift, van nieuwe woede dronken,
door 't hem ten perk gestelde meer.
Ontembaar door gevoelde slagen
waarmee hij 't nest zich uit liet jagen;
en moe, in brandend ongeduld
aan 't toegeworpen been te knagen,
verstout hij zich een sprong te wagen,
die half Euroop met schrik vervult.
Thans gaat het op een nieuw aan 't kelen;
beeft herders! Wacht u, lamm'renkooi!
Hij vindt er die ze met hem delen,
indien hij slachting vindt en prooi.
't Is lang, dat hij naar 't bloed versmachtte
dat steeds zijn kaken heeft bespoeld,
| |
[pagina 63]
| |
naar moedwil en verscheuring trachtte
die 't helgloedaâmend hart verkoelt,
en 't hemelzalig uur verwachtte,
dat de aarde weer zijn schrik gevoelt.
Wat zult ge thans, bedeesde lammeren,
daar 't monster naakt, en om zich bijt? -
U nederstrekken, blaten, jammeren,
totdat het u aan flarden rijt? -
Of zult gij thans, geslacht en zeden
verloochnend, met gescheurde leden,
nog druipend van zijn vroeger wond,
hem naadren in geveinsde beden,
om aan der moordren spits te treden,
die roof en schennis hem verbond?
Onnoozlen! waant gij hem te blinden?
Hij kent uw smaaklijk bloed, en wol;
geen klauw of tanden tot verslinden;
geen wolvenhart, van vraatzucht dol.
Geen brave kan met woeste beulen,
wie 't bloed van muil en nagels vloeit,
geen eedle ziel met snoodaarts heulen,
wier hart natuur heeft toegeschroeid;
en de afkeer blijft niet werkloos smeulen,
die wederzijdse boezems gloeit.
Welaan dan, onder 't lot gebogen! -
Ligt neer, en offert u de moord.
Bij 't laatste bloed, u uitgezogen,
zij 's monsters wellust niet gestoord!
Doch nee, schept moed! Getrouwe knapen
staan pal, en vliegen reeds te wapen,
en wachten 't grijnzend ondier af!
| |
[pagina 64]
| |
Het nader' met zijn roofgezellen;
zij staan gereed hem neer te vellen,
en af te keren op hun staf.
Gevloekte bloedhond, durf slechts naderen!
Ook ons blaakt woede en razernij.
Geen druppel bloeds doorvloeit hier de aderen,
of 't zweert u dood, Europa vrij.
Ja, durf de schaapskooi overvallen;
de Herder waakt voor heerd en stallen.
Wij scharen ons bij duizendtallen;
en 't zijn geen herdrenstaven meer;
maar jaagrenmoed en jachtroerknallen
ontvangt u op 't geveld geweer.
Haast zien wij 't u door 't harte boren,
op 't juichend aardrijk uitgestrekt;
in 't bloed uit eigen wond versmoren,
met hoon en vloeken overdekt!
De Hemel zelf zal vreugde schreeuwen,
daar 't Péan door de wolken kraakt;
't zal vrede zijn met wolfen leeuwen
als gij uw tijgrenadem braakt;
en heilig is aan volgende eeuwen
de dag die om uw doodstuip blaakt.
O rijst, spoedt aan, gij morgenstralen
die 't gruwzaam rif beschijnen moet,
en 't eeuwig bloedbad zal bepalen
dat eindloos zwaddert om zijn voet!
Wel, wel hem! Die der volken plagen,
die 't juk, zo lang met spijt gedragen,
op 't hoofd des booswichts wreken kan;
die Mas-anjello onzer dagen
| |
[pagina 65]
| |
de kogel door de kop zal jagen,
en vrijen de aard van haar tyran!
1815
|
|