De kunst der poëzy
(1995)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Handschrift p. 1, regel 1-21.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het overgeleverde handschriftVan de KdP is één handschriftelijke versie bekend, uit een fase waarin het gedicht al bijna zijn definitieve vorm had gekregen. Het is ingebonden in een exemplaar van het eerste deel van Winterbloemen, dat oorspronkelijk heeft toebehoord aan de Bilderdijk-verzamelaar Bastiaan Klinkert en door hem in 1855 is nagelaten aan de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam, waar het zich thans nog bevindt.Ga naar eind87 Het manuscript is geschreven in zwarte inkt en toont het keurige handschrift dat Bilderdijk voor net-versies reserveerde; er staan dan ook betrekkelijk weinig doorhalingen in. Ook aan andere kenmerken is te zien dat het als min of meer definitief bedoeld was: twee zwierige titelpagina's (de eerste met alleen - in rode inkt - de titel, de tweede met daaronder een citaat uit Young) gaan aan de tekst vooraf en het geheel wordt afgesloten met links het jaartal 1809 (dat ook in de gedrukte versie is opgenomen) en rechts een uitbundig van krullen voorziene hoofdletter B. Toch vertoont de gedrukte versie een reeks kleine en enkele grotere afwijkingen van dit handschrift. Er kan dus nog een latere versie hebben bestaan, maar het is ook mogelijk dat Bilderdijk al deze correcties op de proef heeft aangebracht. We onderzoeken hier eerst welke informatie het handschrift levert aangaande de genese van het gedicht, en vervolgens bespreken we de varianten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De stadia in het handschriftDe enige substantiële ingreep die na het voltooien van het handschrift heeft plaatsgevonden, is het schrappen geweest van één strofe uit de nazang. Overigens blijken drie langere passages pas in een laat stadium in de tekst te zijn opgenomen, namelijk toen dit nethandschrift in principe reeds was voltooid. Twee ervan zijn geschreven op later ingevoegde bladen,Ga naar eind88 de derde is toegevoegd op de laatste pagina, onder de ondertekening. Verwijzingstekens geven steeds de plaats van invoeging aan. Bovendien sluit de door Bilderdijk om de tien regels aangebrachte regelnummering ieder misverstand over de juiste plaats ervan uit. Op grond van deze toevoegingen kunnen in het manuscript vier stadia worden onderscheiden. In eerste instantie is het gedicht geschreven op tien genummerde, dubbelzijdig beschreven vellen van gelijke grootte.Ga naar eind89 In deze | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
versie, die nog niet van een regeltelling was voorzien, ontbreken de latere regels 245-280, 457-480 en 529-536. Voorts telt zij acht regels tussen regel 500 en 501, zijnde de strofe die in de gedrukte versie is komen te vervallen. Vervolgens werden ingevoegd - stadium 2 - de regels 457-480, op een ongenummerd, enkelzijdig beschreven en wat kleiner vel. Na de opname hiervan bracht Bilderdijk voor het eerst een regeltelling aan, waarin deze nieuwe verzen geïncorporeerd zijn. In het derde stadium zijn, wederom op een ongenummerd, enkelzijdig beschreven en wat kleiner vel, de regels 245-280 opgenomen. Bilderdijk streepte nu zijn oorspronkelijke regeltelling vanaf deze invoeging door en verving die door een aangepaste nummering. In het vierde en laatste stadium van het manuscript werden nog eens acht regels toegevoegd: 529-536. Deze zijn niet opgenomen op een apart vel maar staan - als steeds: met een verwijzingsteken - geschreven onder de ondertekening. De regeltelling is niet opnieuw aangepast. Deze reconstructie wordt bevestigd door een serie becijferingen, deels in zwarte deels in rode inkt, die onder aan de tweede titelpagina staan (zie de illustratie hiernaast). Bij narekening blijkt namelijk dat daarin steeds opnieuw de omvang in druk van de jongste versie wordt bepaald. Er staan de volgende sommetjes (de verwijzingsletters tussen vierkante haken zijn door ons toegevoegd):
Het ziet ernaar uit dat Bilderdijk is uitgegaan van bladzijden van 22 regels, waarbij hij een reserve moest aanhouden voor extra bovenwit op de eerste pagina en voor de ondertekening. Dit levert het volgende op: [a] heeft betrekking op de eerste versie. Lees: 432 regels + 27 witregels van het eigenlijke gedicht vermeerderd met 48 regels + 7 witregels voor de na- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De tweede titelpagina van het handschrift, met berekeningen van de omvang in druk.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zang maakt 514 regels, dat is 24 pagina's van 22 regels + 2 pagina's (de titelpagina en de pagina met het motto), tezamen 26 pagina's. [b] (zo te zien later tussengevoegd) idem voor de tweede versie, die 24 tekstregels meer telt. [c] idem voor de eerste, ongenummerde versie maar met dubbele witregels. [d] tweede versie met dubbele witregels. [e] derde versie. (Vergissing? Conform de overige berekeningen zou Bilderdijk hier moeten uitkomen op 27 + 2 = 29 bladzijden.) [f] derde versie met dubbele witregels. [g] vierde versie. Bilderdijk zag hier twee mogelijkheden: of weinig kop- en staartruimte, of een eerste pagina met 8 dan wel 6 regels en een laatste (ultima) pagina van 4 dan wel 6 regels. [h] vierde versie met dubbele witregels. Het motto van Young heeft Bilderdijk niet meegeteld. In het handschrift staat het op de tweede titelpagina. Winterbloemen telt overigens 21 regels per bladzij, met enkele witregels. Er is één titelpagina en de eerste tekstpagina vangt aan met het motto. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De variantenDe varianten in de KdP bevatten derhalve enerzijds correcties in het manuscript en anderzijds verschillen tussen de gedrukte tekst en de manuscriptversie. Afgezien van de daarstraks genoemde toevoegingen in de respectievelijke handschriftstadia en het schrappen van acht regels in de gedrukte versie, gaat het om veranderingen van betrekkelijk ondergeschikt belang. Wel tonen doorhalingen in het handschrift hoe Bilderdijk ook in deze net-versie nog heel wat individuele woorden door andere verving. De gedrukte tekst geeft weinig nieuwe ingrepen te zien; de meeste afwijkingen doen zich voor in het gebruik van de leestekens. Een inventarisatie wordt gegeven in de bijlage. Allereerst rijst de vraag welke betekenis kan worden toegekend aan de grotere ingrepen. Bezien we eerst de ‘oudste’ toevoeging, de regels 457-480. Deze levert een explicatie van Bilderdijks visie op de activiteiten van de wijsgeren en is daarmee op te vatten als een opschroeven van de climax. In deze laatste ‘zang’ van het eigenlijke leerdicht wordt de vluchtigheid van filosofische constructies geconfronteerd met de eeuwigheid van de dichtkunst. De kwestie wordt op scherp gezet: niet de dichters hoeven bij de wijsgeren school te gaan, maar de wijsgeren bij de dichters! In de - chronologisch gezien - volgende toevoeging, de regels 245-280, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geeft Bilderdijk aan de passage waarin hij de draak steekt met de dichtgenootschappelijke praktijken een verrassende wending. Hij belijdt nu openlijk zijn eigen jeugdzonden dienaangaande. Ik wéét hoe erg het was, zo maakt hij hiermee duidelijk, want ik heb er in mijn jonge jaren geestdriftig aan meegedaan. Met deze bekentenis neemt hij enerzijds critici die hem zouden kunnen herinneren aan dit belastende verleden de wind uit de zeilen en anderzijds versterkt hij, door zich als getuige aan te dienen, de kracht van zijn kritiek. De laatste toevoeging, de regels 529-536, is weer op te vatten als een verhoging van de climax, nu van de nazang en daarmee van het hele gedicht. Het is de gewelddadige metafoor - ‘gefundenes Fressen’ voor psychoanalytici! - waarin de dichter wordt uitgedaagd de niet te veroveren Thetis de heupen te drukken. De ware dichter, zo is de implicatie, weet zelfs de meest onwillige toehoorder te overweldigen en aan zich te onderwerpen. Hij heeft de macht die zelfs Zeus niet gegeven was. Bezien we ten slotte de acht verdwenen regels. Deze vormen in het handschrift de tweede strofe van de nazang en luiden aldus: Dat door dwang van harde slagen
't Hondtjen huppel' op de trom!
Dat het roer en piek leer' dragen,
En de boerenjeugd verstomm'!
Liever zie ik 't, onbedwongen,
Zonder vreemden apenrok,
't Veld verheugen door zijn sprongen
Dan marcheeren naar de stok.
De dichter geeft hier door middel van een vergelijking een tweede illustratie - na die van de vink of het sijsje - van zijn dichtopvatting, waarin de vrije, spontane expressie wordt geprefereerd boven het resultaat van dwang en gekunsteldheid. De reden waarom Bilderdijk later deze regels alsnog heeft laten vervallen, laat zich wel vermoeden: de vergelijking met het gedresseerde hondje past immers niet in de metaforiek van de voorafgaande en de volgende strofe, waar de dichter wordt vergeleken met de doelloos zingende vogels. Niet het schrappen is verwonderlijk - eerder het feit dat Bilderdijk deze strofe nog zo lang heeft gehandhaafd. De kleinere ingrepen, de vervanging van een individueel woord of een enkele maal een woordgroep door een ander, zijn vaak minder gemakkelijk te duiden. In een aantal gevallen lijken het gewoon gecorrigeerde vergissingen te zijn, in andere heeft Bilderdijk woordherhaling ongedaan gemaakt of | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De laatste pagina van het handschrift.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
klaarblijkelijk overwegingen van zinsmelodieuze aard laten gelden. Verscheidene keren kan men constateren dat de nieuwe formulering de zeggingskracht van de passage in kwestie versterkt: ‘met plondren, blaken, moorden’ in plaats van ‘aan Peneus groene boorden’ (r. 438); de Dichtkunst ‘Leermeestres der taal’ in plaats van het minder pregnante ‘ouder dan de taal’ (r. 481). Ook de correctie waardoor Homerus de driften niet meer ‘vliegen’ deed maar ‘weemlen’ (r. 88), zal als een intensivering zijn bedoeld. De meest intrigerende variant op woordniveau is misschien de vervanging in r. 365 - in de bekende ‘kosmische’ passage -van ‘En zag gevoel en ziel (...) samenvoegen’ door ‘En zag gevoel en zin (...) samenvoegen’. Beide formuleringen proberen met een gewaagde synesthesie het overweldigende van de metafysische ervaring weer te geven. Misschien moet ‘zin’ suggereren dat daartoe ook de gewaarwording behoort iets van Gods grote, onbegrijpelijke plan te doorschouwen. Tegenover deze aanscherpingen staan een paar plaatsen waar Bilderdijk de oorspronkelijke formulering juist heeft afgezwakt. Het geeft te denken dat het in het bijzonder de dichtgenootschapspassages zijn waar enkele radicale karakteriseringen door iets mildere zijn vervangen. Zo werd in regel 244 het sarcastische ‘werd zotheid poëzy’ vervangen door het wat kleurloze ‘verdween de poëzy’. Veertien regels verder moest de genootschappelijke ‘keutlary’ plaats maken voor ‘knutslary’. In regel 280 heeft de beoordeling door de kunstrechters aanzienlijk minder dramatische consequenties dan aanvankelijk: kruipt het ‘arme Dichtstuk’ nu ‘schuw voor 't daglicht, heen’, in eerste instantie was dat ‘ontmand en schaamrood’. Men krijgt de indruk dat Bilderdijk bij nader inzien meende de genootschapspoëzie toch iets minder hard te moeten vallen. Als slachtoffer verdiende zij, zo heeft hij mogelijk gedacht, toch wat meer clementie dan haar beulen. |
|