Briefwisseling. Deel 1. 1772-1794

233. Bilderdijk aan Bern. de Bosch, 29 Nov. 1785.

Hs. Familiearchief-Six te Amsterdam.

WelEdele Heer, hooggeschatte Vriend!

Op het aandoenlijkst getroffen door de tijding van het afsterven van Mejuffrouw UWE waardige Echt- en Hartvriendin¹⁾, kan ik niet dan een verdubbeld deel nemen in UWE zoo billijke droefheid waar van ik het grievende des te sterker gevoele, naar mate ik zeer onlangs op het punt heb gestaan van door een gelijk verlies al het heil van mijn leven en het eenig voorwerp mijner tedere liefde te ontbeeren.²⁾ Herinnering die mij het hart breken doet, en de tra-

1) Margareta van Leuvenig, overl. 11 Nov. 1785. - Zie over De Bosch. pp. 18 o. 41 m., 106 n.

2) Is deze ziekte van C.R. wellicht mede de oorzaak geweest van B.'s eigen ernstige en ‘voortdurende indispositie’ in October, waardoor de zaak tegen Kaat Mossel gedurende die gehele maand moest worden geschorst? In hofkringen was het gerucht doorgedrongen dat B. gek geworden was. De oorzaak had men daar gezocht ‘au dérangement de ses affaires pécuniaires’, verergerd door zijn huwelijk met ‘une jolie personne absolument sans fortune’ - ‘une grande imprudence’ - en zijn edelmoedigheid, die hem voor onvermogende cliënten buitensporigen arbeid deed verrichten. Men had er Vader Bilderdijk in gemoeid, die met f 4000, - hulp heeft geboden. Op 24 Nov. wordt zijn voorlopig herstel bericht. (De Larrey aan Prins Willem V, 11 Oct. en 24 Nov. 1785, Kon. Huisarchief; (zie Bijlage F. Voorts E.H. 196); vgl. echter ook B.'s eigen mededeling, aanhef volg. br. en Br.-M.I, 141 b. (erge ziekte in najaar 1785).

[p. 215]

nen, dewelke onze vriendschap en mijn plicht aan de smart Uwer WelEd. verschuldigd zijn, met te meer drift en warmte doet vloeien! Vergun des, WelEdele Heer, dat ik UWE zoo oprechtlijk als onopgesierd van deze mijne ware gevoelens verzekere en eenen plicht bij Dezelve aflegge, die mijn hart zoo heilig en dierbaar is, en waar aan ik, alleen door mijne afwezigheid uit de Hage³⁾, tot heden verzuimd heb te voldoen. De Algoede God, Hij, die mij genadig voor den gevreesden slag heeft behoedt, en die UWelEd. zoo vele jaren de liefde, tederheid, en gelukkige samenleving van eene beminnende en beminde Echtgenoote verleend heeft gehad, matige dezen Uwen weedom, verzachte hem en sterke UWelEd. door zijne onbegrijplijke genade, waar door Hij ons Alles is! En Hij behoede UWelEd. lang in gezonden staat naar den wensch en bede van Uwe welmeenende vrienden, onder wie ik het mij een bijzondere eer rekene, mij te mogen stellen, terwijl ik met de volmaakste hoogachting mij teekene,

WelEdele Heer, Hooggeschatte Vriend,

UWelEd. Ootmoedige Dienaar,

W. Bilderdijk.

's-Gravenhage

den 29n Novr 1785.

3) Voor de Rotterdamse zaken; vgl. p. 213 m.