232. Bilderdijk aan P.J. Uylenbroek, 22 October 1785.
Hs. niet meer aanwezig. Alleen het Naschrift gedrukt in Brieven, uitgegeven door Messchert, I, 135/136.
p. 135: |
[Lutkeman] in 1782 te A'dam overleden. Lid v.h. Leids Gen. In 1785 verscheen zijn nagelaten Poezij, waarin ook opgenomen zijn laatste twee, uit het Duits vertaalde toneelstukken: Codrus, of de grondlegging van het Atheensch Gemeenebest, Treurspel van J.F. von Cronegk, en Canut, id. van J.E. Schlegel. |
p. 136: |
[pracht van stijl] pracht in min gunstigen, ouden zin van: praal, pronk. B. richt zich hier, als vroeger en later, tegen den Latijnsen trant van Seneca en diens moderne navolgers. Hij stelt de Grieken, inz. Sophocles, het hoogst. Hij houdt niet van die maximes: de declamatie van algemene waarheden (135), die hij ook bij Cronegk en Schlegel vond. Vgl. o.a. Treurspelen II, 150 (in verh. over Het Treurspel): ‘praalzieke schittering van spreuken’. - [barst schier] al heeft B. zich reeds van jaren her verdiept in de theorie van het treurspel, en blijkt hij er in 1787 weer mee bezig (br. 248, vgl. Voorr. Dood v. Edip. 1789), de term klinkt hier toch wel erg schel! Symptoom al mede van zijn overspanning? zie ann. volg. br. en aanhef v. dáárop volg. |