90. Bilderdijk aan J.C. Reigersman, 28 Oct. 1783.
Hs. Kon. Huisarchief, Archief-Prins Willem V, 13, 337.
WelEdelGeboren Gestrenge Heer!Ga naar voetnoot1)
Ik heb de eer, UWelEdelgeb. Gestr. bij dezen de bewuste requesteGa naar voetnoot2) conform de genomen afspraak veranderd, te doen te rug komen. Meerdere of andere immutatien zijn mij bij een herhaalde nalezing niet voorgekomen, en ik vlei mij, dat het dus aan de offensie welke
men er uit mocht willen nemen, geen' voet geven zal. Intusschen zij UWelEg. Gestr. mijn hartlijke dank nogmaals betuigd, voor de betoonde goedwilligheid en genomen moeite ter praecaveeringe van de onaangenaamheden, welke uit deze affaire voor mij zouden kunnen resulteeren.
Ik onderschrijf mij met alle gevoel van verplichting, en met het diepst respect,
WelEdelgeboren Gestrenge Heer,
UWelEdelg. Gestr. Ootmoedige en geh. e Dienr.
W. Bilderdijk.
Raptim
's-Gravenhage den 28n Octr. 1783.
|
-
voetnoot1)
- J.C. Reigersman (1719-1788), Thesaurier-Generaal van het Stadh. Hof.
-
voetnoot2)
- Request van Anna Verbrugge, wed. van Johannes Neomagus, en Maria Dora Verbrugge, zusters van Joh. Phil. Verbrugge, ingezetenen van Delft, ‘om bevrijding van hun broeder, die den 12 Juli 1783 is gearresteerd, omdat hij gehouden wordt voor den schrijver van de Post naar den Neder-Rhijn, en sedert maar steeds in de allerhardste detentie moet blijven zuchten’. Het request is van de hand van Bilderdijk, en ongedateerd. Philippus Verbrugge (1750 of '51 - na 1804) was wegens onenigheid met de kerkelijke besturen over een diaconiezaak in 1780 geschorst, in 1782 afgezet als pred. van Koedijk. Verm. reeds vóór zijn afzetting had hij een begin gemaakt met de uitgave van De Post naar den Neder-rhijn, gericht tegen Pieter 't Hoens De Post van den Neder-rhijn. Een wekelijkse toelage van den Stadhouder had hij eind '82 veranderd weten te krijgen in een jaarlijks ‘pensioen’ van f 900, -. De ergernis die hij bij de andere partij wekte, leidde na het verschijnen van het 81e no. tot zijn arrestatie, en een ellendige gevangenschap van 11 maanden. Op 31 Jan. 1784 werd zijn zaak behandeld voor het gerecht te Delft, waarbij B. hem verdedigde. Het verzoek tot ‘excarceratie’ tegen borgstelling voor de geëiste boete werd afgewezen. 19 Mrt. verkreeg hij vergunning, te appelleren. In Juni volgde pas zijn ontslag uit arrest. Zijn verregaand brutaal gedrag noodzaakte den Prins, in Nov. d.a.v. zijn jaargeld in te trekken, waarna hij zich steeds meer ontpopte als een ‘slecht en gevaarlijk man’ (Reigersman), een ijdele, hoogmoedige quaerulant, die het Hof, ook na zijn verwijdering uit Holland, in 1785, op vaak onbeschofte wijze bleef vervolgen met zijn requesten en apologieën. Daar hield men het er voor, dat hij in 1785 na terugkeer uit Duitsland, als advocaat, gehuwd is
met een ‘meisje van pleizier’ en in 1787 in de Langstraat werkte voor de patriotten. Ook na de Omwenteling van 1795 bracht zijn geschrijf hem in de gevangenis, van 1797 tot 1801. Na 1804 horen we niets meer van hem. - Bilderdijk heeft Verbrugge geholpen van Oct. 1783 tot Febr. 1785, wanneer hij zich, ten sterkste beledigd, van hem afwendt. Op verzoek van den Prins treft hij op 25 Mrt. 1785 met V. dan nog een laatste regeling. (Nw. Biogr. Wb.; Henry Beets: Over Predikanten en Kerkelijk Leven in een Noord-Hollandsch Dorp, Ndl. Arch. Kerkgesch. XVIII (1925), 243-250; Sautijn Kluit: De Post naar den Neder-rhijn, Ndl. Spect. 1876; Corresp. v. De Larrey en Reigersman, 1783-1787, Kon. Huisarch.; Copieën van echte stukken, betrekkelijk zekere onderhandeling tusschen W. V en Ph. Verbrugge enz. 1787, Knuttel no 21636, inz. 34-55; requesten van en Verklaringen betr. V. tot 1794 toe, Kon. Huisarchief, Arch. Prins Willem V 337/13, 339/42 en Hofcommissie port. 32). -
Het request, waar deze brief bij behoort, moet van eind Oct. 1783 zijn. Via Reigersman en De Larrey bereikte het den Prins. R. heeft B. verzocht, enkele wijzigingen in den tekst aan te brengen. Een kladje met de zes gewenste veranderingen in het 12 folio-bladzijden grote stuk is nog aanwezig. Het gewijzigde request zond R. met een door hem opgestelde Pro Memoria, get. 30 Oct. 1783, op 31 Oct. aan De Larrey, met een begeleidend schrijven, dat aldus aanvangt: ‘Monsieur, j'ai l'honneur de vous retourner ci joins la Requete da la soeur de Verbrugge avec un Pro Memoria, que son Altesse m'a paru desirer sur la matière. Vous verrez, M., qu'il y a quelques changements dans les endroits de l'adresse, qui m'ont paru trop forts; et vous trouverez combien je souhaitte que S.A. SmeGa naar voetnoot*) pourvoit en protegant les droits d'un citoyen opprimé ne pas s'exposer à des nouveaux desagrements. Je n'ai pas touché dans le mémoire les raisons particulieres, qui dans le cas present demandent une circonspection des plus reflechies; elles sont connues à S.A.S. et à vous, Monsieur; mais il vaut mieux, qu'elles restent reserveés a des communications verbales et secrettes. L'auteur de la Requete m'a temoigne beaucoup d'obligation, de lui avoir procuré le moyen de retoucher son ouvrage’. De L. heeft deze stukken doorgezonden. De Prins heeft, conform de P.M., gevraagd om ‘consideratiën en advys aen den Hoove’, 22 Nov. '83. Het request is pas terug ontvangen 28 Mrt. 1784, d.i. elf dagen nadat V. zelf een lijvig request had verzonden. - Alle wijzigingen in het door B. opgestelde stuk zijn duidelijk herkenbaar.
-
voetnoot*)
- Son Altesse Sérénissime: Zijne Doorluchtige Hoogheid.
|