49. Bilderdijk aan Mr Rhijnvis Feith, 29 Dec. 1780.
Hs. Familiearchief-Feith. Gedrukt: Ts. Ndl. Taal- en Ltk., 1905, 67-69.
Deze brief heeft ongeveer een maand oponthoud gehad (zie br. 50 n. 1.).
p. 67 o.: |
[Selschop] Arend Diederik Selschop, boekhandelaar te Amsterdam, van 1766 tot 1799 (Ledeboer, Alphab. Lijst enz.). - [Messiade,... Oden,... Göthe] van de Messiade verscheen in 1769 een gedeelte in Fr. vert.; pas in 1795 een volledige vert. De Oden verschenen in 1771; B. bezat zelf de uitg. Carlsruhe 1776 (cat.-1797, p. 141). Van Goethe waren juist verschenen: Schriften, 4 Bände, 1779 (Heinsius, Allg. Bücherlex.). - [Nadruk] niet verzonden: zie N.S. en br. 50. Volgt in Nov. '81 (br. 68); aan Feith, t.a.p. 85 m. |
| |
p. 68 b.: |
[Kenschets onzer Voorvaderen] Prijsvers voor het Haagse Gen., behelzende een ‘Kenschets onzer Voorvaderen in de eerste tijden van het Gemeenebest’ en onder den titel Onze Voorvaders bij de Oprechting van het Gemeenebest verschenen in het VIIIe dl. der Werken v.h. Gen., 73-128 (DW. VIII, 336-370). - [940 vaerzen groot] bij het bezoek, eind October (zie p. 106 n). |
p. 68 m.: |
[raad van mijn Vader] de Leidse prijsverzen had B. destijds zijn Vader niet laten zien (zie p. 14/15). Mijn Verlustiging was enkele maanden na het verschijnen van de ed. - 1781 voor B. Sr. een volkomen verrassing. Ook dan is zijn critiek mild en schrijft hij er in ‘een grappigen brief’ ‘veel goeds’ over (zie br. 67: aan Feith, t.a.p. 84/5). B.'s later oordeel over zijn Vader is in dezen stellig zeer overdreven (zie: Meng. en Fragm. 86 v.; vgl. Koll. I, 85). - [den laatsten regel] veranderd in: ‘Kunstrechters! voegt haar (mijn Zangster) de eerelover?’ Blijkbaar vragend gemaakt. - [onzen Bussing] Johannes Wilhelmus Bussingh (1760-1828), theol. stud. te Leiden. Hartelijke vriendschap heeft, sedert dit jaar (DW. XI, 109), beiden levenslang verbonden. Kende Feith hem al eerder? Als deze in Aug. '81 den gouden eerpenning te R'dam in ontvangst gaat nemen (zie p. 97 o.), logeert hij bij diens vader Ds Bussingh te Delfshaven. B. zou mee van de partij zijn, maar is verhinderd (brn. 59 vv.: aan Feith, t.a.p. 76 vv.). Aan de Academie is, naast Valckenaer, B. zijn vertrouwdste vriend (zie br. 72: id., t.a.p. 90 b.; ook Bijlage D). Hij fungeert als paranymph bij de promotie (br. 83: id., t.a.p. 94 b.) en dicht een Lierzang ‘ter bevorderingsfeest’, gedrukt achter de theses (Kon. Ak., verz.-Klinkert). Aan zijn huwelijk wijdt B. een schonen bruiloftszang (DW. X, 262). Na de ballingschap viert Bilderdijk met Katharina Wilhelmina en Louise Sibylle, op initiatief der laatste, zijn vijftigsten verjaardag ten huize van den ouden vriend, dan te Gouda (Messch. II, 110). - [Heden vertrekt het...] de Haagse prijsvragen werden in Febr. uitgeschreven; de verzen moesten vóór 1 Jan. van het volg. jaar ingeleverd worden (Höweler, a.w. 138). -
[Waarom zult Gij het niet zijn] Feith zou aanvankelijk ook mededingen, doch had zijn dichtstuk afgebroken (zie br. 50: aan F., t.a.p. 70 m.). - [Mag ik het klad... te rug?] met het oog op de be-schaving door de kunstrechters was B. zeer gesteld op de oorspr. handschriften (DW. IX, 497; Meng. en Fragm. 88). Ook andere originalia vraagt hij wel terug: verzen (br. 289, Messch. I, 192) en belangrijke brieven (br. 52, van Feith terugontvangen, gaat, nadat door B. afschrift is gemaakt, weer retour met br. 72, vgl. ook br. 54, p. 119 n; br. 79 van den ongenoemden vriend). |
p. 68 o.: |
[Gij wilt een vertaling van de Messiade ondernemen] Feith's bezoek aan Klopstock had nog niet plaats gehad. Ten onrechte stelt Ten Bruggencate dit in 1778 (Mr. Rhijnvis Feith, diss. 1911, 201), misleid door een kennelijk onjuiste opgave van Kl.'s leeftijd, door Feith: Verh. over het Heldendicht (1782), 37. Feith schrijft daar, in een noot, over het effect der uitwendige omstandigheden bij zijn herhaald bezoek aan het graf van Kl.'s vrouw, en gewaagt ook van zijn kennismaking met den dichter zelven, in den ‘voorleden Zomer’, ‘na dat deeze Verhandeling reeds voltooid was’. De Verh. is uitgeschreven in Mei 1780 (zie p. 94 n.); door F. voltooid vóór half Febr. 1781 (br. 52: aan F., t.a.p. 70 o.); door het Leidse Gen. met goud bekroond in Mei 1781 en gedrukt in 1782. De noten zijn later toegevoegd, waarbij juist hier een fout in de nummering (twee nos. 5). De noot op p. 37 moet derhalve van 1782 zijn, en het bezoek aan Kl., tijdens een zomerreisje, in Juni-Juli, moet in 1781 hebben plaats gehad. Met Kl. spreekt hij o.m. over de van Groeneveld te wachten Ned. vert. der Messiade (41 n.), hetgeen ook op een bezoek na '80 wijst. Vgl. Langbroek, Liebe und Freundschaft bei Klopstock, diss. 1933, 105-107 en aant. 193-194. - Feith zond B. wrsch. voorjaar '81 een ‘vertaalde proeve uit Klopstok’ toe, en B. gaf er critische aantn. op (zie br. 67: aan F., t.a.p. 84 m.), maar F. heeft zijn plan blijkbaar opgegeven nadat hij gehoord heeft, dat Gr. er mee bezig is. Vóór het drukken der Verh. kon hij dezen nog citeeren (200 n.). Het werk verscheen pas in 1784, met een ‘Opdragt’ aan Feith. - Na het reisje naar Hamburg en omgeving is Feith begin Aug. 1781 al in Holland, o.a. bij B. Vandaar hierover niets in de brn. - [supposititii partus] ondergeschoven kinderen. |
| |
p. 69 b.: |
[Ode aan de Eeuwigheid] onder dien naam nimmer verschenen. Wellicht is bedoeld de 1782 gedateerde Ode De Onsterfelijkheid (T.- en Dl. Oef. IV, 73; Od. en Ged. I, 43). |
p. 69 m.: |
[De Geuzen] B. doelt op de wellicht door hem in gesprek reeds eerder geopperde verbetering van De Geuzen, van Onno Zwier van Haren (1713-1779); deze was in 1769 reeds voor een gedeelte, en anoniem, voor bijzondere vrienden te Leeuwarden ter perse gelegd, onder den titel Aan het Vaderland; in 1771 met zeer veel verandering en uitbreiding en met den naam van den dichter te Zwolle in openbaren druk gegeven, als: De Geuzen, Vaderlandsch Dichtstuk. - Zie verder over dit plan en de uitvoering de brn. 59, 81, 97, 131, 220, 266: aan Feith, t.a.p. 76 o., 93 m., 96 m., aan Uylenbroek, Messch. I, 124, aan Feith, t.a.p. 97 v., aan Loosjes, Messch. I, 228. - [nooit tijdiger dan nu] twee dagen te voren was de oorlog met Engeland uitgebroken. - [Amstdm.] de vacantie brengt B. weer naar huis. |
|
|