Briefwisseling. Deel 1. 1772-1794
(1955)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermd39. Bilderdijk aan Jvr. de Lannoy, 9 Mei 1780.Klad Mij. Ltk. cod. 1607. Gedrukt: Navorscher 1897, bl. 442.
De eerste oogenblikken, welke mij na het afloopen onzer jaarlijksche vergaderingGa naar voetnoot1) ademtocht schenken van alle de bezigheden die mij in Leijden bezet hielden: de eerste, die mij toelaten aan mijne verplichting te voldoen, zijn geschiktGa naar voetnoot2), H.W.G.J. ter beandwoording van uwen vereerenden, en van de vraag in denzelven vervat. - Zonder ophouden ingesloten en (of het ware) belegerd door de overmatige en afmattende plichtplegingen van eenen kring verplichtende kunstvriendenGa naar voetnoot3), bleef mij niet over dan in uitzicht op de gunstige verschoning Uwer H.W.G. mijn schrijven tot na mijn te rug reize uit te stellen. Vergun, H.W.G. dat ik mij uwe vrijspraak deswegen beloove, en (daar gij licht voor den | |
[pagina 94]
| |
ontfang dezes door middel der daaglijksche loopmaren van de uitwijzing der eereprijzen verstendigd zult zijn; daar alle verrichtingen van eenig belang u in 't kort uit de gedrukte Notulen zullen blijken) mij in de bepaaldheid van mijnen tijd, tot het gevraagde verslag nopens de uitwerking van het dichtstukje aan AvitusGa naar voetnoot4) bepalen moge. Deze vermelding van het opschrift des dichtstuks, H.W.G.J. bewijst u alrede, dat het werkje in ons gezelschap gelezen is. Doch zal de stijl waar in ik mijn' brief aanvange, U.H.W.G. deszelfs uitwerking doen vermoeden? Helaas! de tijtels ontvallen mij mijns ondanks, terwijl ik ze waan te vermijden en ik beledige uw kieschheid, terwijl ik mij hare wetten ten voorschrift stelle. Zie daar de kracht der gewoonte! - Hoe overreed, overtuigd en overgehaald ons verstand ook zij, de indrukken der gewoonte, de hebbelijkheden, bestieren het gedrag der menschen; en zij regelen in dit geval ook de speling van mijne pen. Dezen zijn ongetwijfeld de hevigste tegenstanders der zedenschrijveren zo wel als der hekeldichteren; en, H.W.J. zij zijn ten uwen opzichte de eenige. De menigvuldigheid van punten, welke in de zitting af te doen warenGa naar voetnoot5), en van welken sommigen vrij wat verscheidenheid van gevoelens aan den dag brachten, was oorzaak dat de lezing der Satijre tot de avondmaaltijd verschoven werd. Over dezelve werden wij op dit stukje vergast, en men ontfing het met de grootste en algemeenste toejuiching. Of zo er eenig verschil heeft plaats gehad in de uitwerking, welke het had op de bijzondere Leden onzer vergaderde Broederschap; het was, dat het meer trof, meer behaagde, en meer bewonderd wierd, naar mate de toehoorder vatbarer was, en erkend wierd, om de fijne schoonheden van smaak, die 't wezen van dit dichtstukje uitmaken, met juistheid te gevoelen. Verschoon mij, H.W.G.J. van het herhalen der kunstgesprekken, tot welke het ons gebracht heeft; en laat ik u een verslag onthouden, dat mooglijk bij u van een vleizucht verdacht konde zijn, waar van mijn inborst ten uiterste afkeerig is, en die uw verheven verdiensten onteeren zou. Genoeg zij het te zeggen, dat de ontwikkeling van het plan, de beschouwing der uitvoering, de onderscheiding | |
[pagina 95]
| |
en samenvoeging der bijzondere schoonheden ons een zo streelend als nuttig onderhoud opleverden, en dat wij elkander geluk wenschten dit kunstjuweeltje eerlang in den dichtbondel onzes genootschaps met vernieuwd genoegen te zullen zien schitteren.Ga naar voetnoot6) Dit, H.W.G.J. dit strekke u vooral tot een overtuigend bewijs van de goedkeuring die uw dichtwerk gevonden heeft! - Voor mij, ik zwijg van hetzelve, het is boven mijn' lof. - De ophooping van bezigheden gebiedt mij daar boven, deez' brief te bekorten: en ik spoed mij om over te gaan tot den goeden Houbraken.Ga naar voetnoot7) Ik noem hem dus met een epitheton van bienveillance: want zo verstoord als ik was om zijne te loor stelling, zo zeer ik mij bepaald hadde om hem ernstig te bekijven; mijn gramschap verdween op zijn eerste gezicht, wanneer ik hem door een koortsige ongesteldheid bevangen en buiten staat van te werken vond: de vrees van hem te verliezen nam daadlijk de plaats van verstoordheid in, en ik kon van den ouden man niet meer vergen, dan belofte, van zo dra hij hersteld zou zijn, zijn verzuim desgelijks te herstellen. Het zou alleraangenaamst zijn, de Bijschriftjes op de Afbeelding der Dichteresse de Lannoy bij elkander gedrukt te zien: en ik kan niet anders, H.W.G.J. dan de verzoeken, die hier toe bij u aangewend zijn, door het mijne ondersteunen. Ik heb er tot nog geene gezien, dan die zelfs de afgunst zou willen onderschrijven. Ook is het de aart der bijschriften niet, zwellend te zijn in hun lofspraken. Wie zou dan een zweem van verwaandheid of waanzucht kunnen vinden in zo een gulhartige mededeeling van dichtstukjes, waar in de vriendschap, waar in de achting, door welke zij ingeboezemd | |
[pagina 96]
| |
zijn, uw zedigheid meer dan uwe verdiensten geraadpleegd heeft? Doch zo uw besluit zich hier toe bepalen mocht, H.W.G.J. zo bidde ik, zulks tot na de inwijding uwer beeltenis in het Leydsch Pan Poëticon te willen uitstellen, wanneer, zo ik vertrouwe, de verzameling aanmerkelijk vermeerderd zal worden. - Dit zou reeds geschied zijn, en de afgeloopen vergadering was tot deze plechtigheid reeds bestemd; doch de verwijling des kunstgraveerders, wiens plaat men tot voorbeeldGa naar voetnoot8) zal moeten nemen, heeft dit tot ons algemeen leedwezen verhinderd.Ga naar voetnoot9) Gelukkig Geertruidenberg, waar in uw Dichtgeest zo gevestigd is, dat hij weigert u naar elders te verzellen! Ik herroep mij de woorden: 't Was een der Muzen-zelv' die om gerust te dichten In Sinte Gertruis schijn dees muuren heeft doen stichten.Ga naar voetnoot10) en dezen verklaren dit wonderbaar Phaenomene volkomen. Doch dat het den Hr. v.d. Waal niet op dezelfde wijze gaan moge! Ik beef op dit denkbeeld, en de gantsche Nederlandsche Parnas met mij, daar hij zijn woonplaats zo verr' van dit zangchoor verwijderd heeft.Ga naar voetnoot11) Ten uwen opzichte, H.W.G.J. die uw verblijf slechts voor een wijl verlaten zult, ten uwen opzichte beklaag ik het niet. Gij zult des te vrijer ademhalen, in 't vermakelijk GelderlandGa naar voetnoot12) en zonder in uwe ontspanning' door verlokkende dichtluimen gekweld te worden, uwe gezondheid behartigen; ten einde de Natie bij uwe terugkomst met nieuwe lettervruchten te onthalen. - Met het vurigste verlangen zie ik die te gemoet, en het is met een dubbel belang, dat ik deel neme in het genoegen, u door het aannaderend jaargetijde beloofd. Hoe wensch ik hier aan voldaan te zien! Hoe! U.H.W.G. van de gevoelens verzekerd te doen zijn, waar mede ik de eer heb mij eerbiediglijk te onderschrijven -
Amstm den 9 May 1780. |
|