wat oud is. - Ik acht het Fransche toneel zo veel als het Oude, en dit zo veel als het Fransche, beiden geloof ik voordeelen op elkanderen te hebben: en ik zou met even veel drift de partij van het Fransche Toneelspel aanneemen, zo dit in verworpenheid geraakte, als ik thands die van het grieksche omhelze. - Ik wilde dat men zo wel van de eene als van de andere soorte gebruik maakte, na dat de onderwerpen de meeste geschiktheid hebben voor de een of de andere behandeling. Doch hier koomt alleen in geschil, of de Reien het oude toneelstuk waarlijk een voordeel aanbrengen.
Men zegt, het is onnatuurlijk, het is onwaarschijnlijk, dat 12 of 15 lieden gedurende de uitvoering van het stuk pal op een plaats blijven staan.
De hier volgende uiteenzetting, eindigende met de woorden: ‘In deze te roemen zal men altoos overeenkomen, zo lang de dichtkunst zal bloeien’, is opgenomen in brief no. 31; bij Messchert t.a.p. 62-65 tweede alinea, en 69 eerste alinea - 70 eerste alinea.
Doch zie daar dezen brief reeds weêr tot eene verhandeling uitgedijd: Vergeef mij H.W.G.J. zo ik uw geduld te veel gevergd hebbe. Nog heb ik uwe vleiende aanmoediging, tot de Toneelpoezij onbeantwoord gelaten. - Nooit heb ik gewaand, den stijl magtig te zijn, welke het treurspel voegt: - doch - uwe uitnodiging! - zij brengt mij tot besluiteloosheid. -
Dat Uw H.W.G. verzekerd zij van mijne vurige hoogachting! mogt ik mij vleien dat derzelver goedwilligheid zich het aandenken somtijds verlevendige van hem, die de eer heeft zich met alle vaderlandsche openhartigheid te onderschrijven, etc.
Bilderdijk.
Annotatie: De p. 57, r. 1 v.b. bedoelde brief is, als alle brieven van De Lannoy aan B. niet meer aanwezig. Noot (1) aanvullen: DW. III, 241:
Vermengt zich met een' stroom van zwart en purpren bloed,
Vliet nêer, en verwt op eens de bleekbestorven wangen,
Waarlangs de ontwrongen bol aan pees en zeen blijft hangen,
Bedruipend, half vernield, den stijfgeronnen baard.