15. Bilderdijk aan Mr. Daniel van Alphen, 25 Aug. 1779.
Klad Mij. Ltk. cod. 1607. Gedrukt in Brieven, uitg. Messchert, I, 1-8.
Collatie: P. 2, r. 4 v.o.: mede verlang de, lees: niet verlang dan de. |
|
Annotatie: |
p. 1: |
[Mr. Daniël van Alphen] (1713-1797), Heer van Achttienhoven en Den Bosch, bekleedde allerlei ambten te Leiden, o.a. dat van schepen, en was 1749-1778 griffier van Schout en Schepenen. Hij is bekend als historicus. Voorzitter van de Mij. Ltk. 1767-1774. |
p. 2: |
[ons genootschap] v. A. was sedert 7 Oct. 1772 Beschermheer en hon. lid van het Leidse Genootschap. Voorts lid (van het begin af) en oud-president van de Mij. der Nederlandsche Letterkunde en Directeur van het Zeeuwsche Genootschap der Wetenschappen te Vlissingen. |
p. 3: |
[mijn ontwerp, mijne uitvoering!] n.l. van den Edipus. - [Van Winter (en) Egade] Nicolaas Simon van Winter (1718-1795), letterlievend koopman en dichter te Amsterdam, en zijn tweede vrouw Lucretia Wilhelmina van Merken (1721-1789), Amsterdamse koopmansdochter uit het geslacht van Geraert Brandt, en dichteres, met wie hij in 1768 was gehuwd. Zij werkten mede aan de psalmberijming van Laus Deo Salus Populo. Aan Lucr. Wilh. dankt de definitieve bundel van 1773 zeventien van de meest geliefde psalmen. Met Bernardus de Bosch (zie p. 18 o.), Lucas Pater (p. 107 o) en een vijftal anderen maakten zij deel uit van een intiem dichtkundig vriendengezelschap, dat in 1772 zijn 25-jarig bestaan had herdacht. Van Winter was gereformeerd, niet vrij van den geest des tijds; zij remonstrants. Zie over haar: Wille, De Leersch. van Lucr. Wilh. (Wet. Bijdr. Hoogl. V.U., 129 vv) - [De geleerde Heer Fontein] oud-leraar der Doopsgezinden te Amsterdam; geleerde en welwillend onderrichter; ‘kunstmeceen’ o.a. van Van Merken (vgl. haar Nut der Tegensp. 186); voor B., die bij hem geïntroduceerd was door Van Santen (Messch. I, 20), een eerste autoriteit. Vgl. Wille, Van Goens I, 198. - Anderhalf jaar later schrijft B.: ‘En ook, zo ik lof met mijn’ arbeid gezocht heb, de stem van éénen Geleerde, gelijk de Heeren Valckenaer en Fontein, van éénen Poëet, gelijk de Heeren de Bosch en van Winter, moet mij niets meer overlaten om te begeeren (Brief van den Navolger van Sofokles Edipus, 6). |
p. 4: |
[zeker boekverkooper] Arend Fokke Simonsz.; zie Messch. I, 17, 18. - [Hamburgische Dramaturgie] van Lessing. Zie daarin 2er Band, 75es Stück: Man hat ihn falsch verstanden, falsch übersetzt usw. - B.'s ex. thans in Bild.-Mus. |
p. 5: |
[zonder eens te onderzoeken enz.] vgl. br. 19 (Ts. Mij. Ltk. 1905, 61/62). |
p. 7: |
[moeilijkheden... die ik mocht redden] zie Edipus, Aant. p. 135 (bij 39 vs. 1) en 138 (bij 43 vs. 2); DW. XII, 470, 472. |
|
|