Briefwisseling. Deel 1. 1772-1794
(1955)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtelijk beschermd13. Bilderdijk aan Ds. C. Ris, te Hoorn, 1779.Ongedateerd. Afschrift Mij. Ltk. cod. 1607. Gedrukt in Archief voor Nederlandsche Kunstgeschiedenis, II (1879-1880), 182-184.
WelEerwaarde Heer!Ga naar voetnoot1) Uwe hooglijk verplichtende letteren had ik de eer den 28 laatstledenGa naar voetnoot2) door Mons. S.Ga naar voetnoot3) te ontfangen. Ik kan niet af zijn, mijne hartelijke dankbetuiging te doen zoo voor de innemende vriendelijkheid, mij in dezelve bewezen, als voor het aangenaam boekgeschenkGa naar voetnoot4) daar nevens gevoegd, het welk alles ik op eene waardige wijze wenschte te kunnen beantwoorden. - Verwacht niet, Eerwaarde Heer, dat ik hier met eene gemaakte nederigheid de gevoeligheid van mijn hart zal ontveinzen, voor eene lofspraak die om het achtenswaardig character des braven mans, wiens menschlieventheid mij voor lang de hoogste eerbied heeft ingeboezemd, op te hoger prijs staat. Zo de eerzucht den jongeling eigen is, indien zij naar eisch door de reden gematigd, zelfs loffelijk heeten | |
[pagina 34]
| |
mag; waarom verbloemd, dat de mijne zich kittelde in eene goedkeuring, die geenen weldenkende onverschillig kan zijn? - De algoede God, indien Hij eenige bekwaamheid in mij gelegd heeft, die t' eeniger tijd aan mijn' evenmensch, aan mijn Vaderland van nut konden zijn, bestiere dezelven, dat ze aan haar groot doeleinde geenszins ontbreeken mogen, maar Zijnen naam tot verheerlijking strekken! Daar deze de gevoelens zijn, die mij bezielen, daar dit het wit is van mijne zwakke pogingen in de letteroefeningen aangewend, zo bid ik U, WelEerwaardige Heer, U verzekert te houden, dat mij niets aangenamer zou zijn dan het mijne te mogen toebrengen tot bevordering van die heilzame onderneming, in welker gelukkige uitvoering mijn hart een rechtmatig belang stelt. Ik twijfel dierhalve geen oogenblik om (voor zoo veel mijne omstandigheden toelaten) der Vaderlandsche Maatschappije mijne bereidwillige hulp gulhartig aan te bieden, indien zij van eenige nuttigheid wezen kan. Edoch, WelEerwaarde Heer, hoezeer UEd. mij de eer aandoet van mijne redeneering over 't bewuste punt te wettigen: het is er echter zeer verre van daan, dat ik meer dan eene oppervlakkige kunde van Teeken- en Schilderkunst zou bezitten. En hoe zeer ik mij er op toegelegd hebbe, om zo door 't beschouwen van goede voorbeelden als door de leezing der meest geachte schrijveren, met eene geringe oefening gepaard, mij eene gezonde Theorie te verkrijgen, ik schrijf mij-zelven geen doorzicht genoeg toe om mij in de vierschaar der fraaie Kunsten tot rechter te mogen opwerpen: en men ontmoet in mij geenszins den geenen, welken UE. schrijft nodig te hebben.Ga naar voetnoot5) Intusschen, ontbreekt het mij niet aan den ijver en lust om Hn. Henning en SchreuderGa naar voetnoot6) van mijnen welmenenden raad, wanneer zij die nodig mogten achten, te dienen: en verder, met goedvinden van de WelEd. Heeren Bestuurderen, in 't stellen en opmaken van plans, ontwerpen, berichten, en advertentien, mijn gevoelen mede te deelen; gelijk ik de eer hebbe bij deezen eenige nader gedachten over 't artijkel der plaatteekeningen in te sluiten, welke ik welgem. Heeren ter overdenking' aanbiede.Ga naar voetnoot7) UE. schijnt in mijnen voorslagGa naar voetnoot8) eenig behagen te vinden; maar teffens geneigd te zijn om ook het ontwerp door vogelteekeningen | |
[pagina 35]
| |
ten uitvoer te leggen. Mag ik op dit punt nog deeze aanmerkingen maken? 1. Is het wel volstrekt waar, dat B. Schreuder in dezen tak van werk, die hem zo geheel vreemd is, zo veel uitmunt als in dien, die hem door langdurige oeffening eigen geworden is! - Ik heb nog geen vogels van zijn hand gezien, en kan er dus niet over oordeelen; doch naauwlijks kan ik mij zulks verbeelden: een gantsch andere wijze van behandeling, meer voor den plaatsnijder dan den schilder geschikt, heeft hier plaats. - Alles echter moet uitmunten, wat men op zijnen naam in het licht brengt, en niets middelmatig zijn, indien zijne achting gevestigd zal blijven; waar van de opgang van al wat men ondernemen mogt, afhangt. Misschien zou het goed zijn, Ms. H. en S.Ga naar voetnoot9) zelven dit in gemoede af te vragen. 2. Indien men beide ontwerpen beproeft, en dat van de vogels (gelijk ik, zo niet zeker, ten minsten hoogstwaarschijnlijk houde) mislukt: zal dit bij lieden, die naar den schijn oordeelen, geen verdenking geven ten nadeele van Schreuder's bekwaamheid, en dus het verval van 't eene, dat van het andere met zich slepen? - De weinige ondervinding, die ik heb, heeft mij de heerschappij der vooroordeelen bij de menschen zoo algemeen doen opmerken, dat ik niets zoo zeer vreeze, als dezelven tegen te hebben. - Ik geve dierhalve nog deze zwarigheden in overweging. Verlichter oordeel beslisse van wat gewicht zij zijn! De WelEd. en zeer Geleerde Heer Ms. CalkoenGa naar voetnoot10), wien ik de eer gehad heb het ander exemplaar van de Oprichting der H.M.Ga naar voetnoot11) ter hand te stellen, doet U Eerwaarde in 't bijzonder en Hn. Direct. in 't algemeen van zijne hoogachting, en bereidwilligheid ter bevordering van 't welzijn der Maatschappije verzekeren. Vergun dat ik dezelfde verzekering hier herhale van hem, die, na verschoning te vragen voor de verwijling van dit antwoord, door den drang van bezigheden, aan welke ik verbonden ben, veroorzaakt, de eer heeft zich met alle gevoelens van ware affectie en veneratie te noemen, &c. Bk. | |
[pagina 36]
| |
Ontwerp.Ga naar voetnoot1)Van de voorgestelde Ontwerpen schijnt mij 't meest te belooven dat van een verzameling goede Italiaansche, Nederlandsche, Fransche, en Duitsche teekeningen, onder den naam van Algemeen Kabinet der Teken- of Schilderkunst uit te geven; en ik gedraag mij wegens deszelfs nuttigheid en vermaaklijkheid aan 't geen ik de eer had bij mijnen vorigen onder de oogen der Heeren Bestuurdren te brengen, gelijk ik dat als den grond aanneme van mijn tegenwoordig vertoog, en alomme in deszelfs beloop onderstelle. Wat dan de wijze van uitvoering betreffe? - om niet geheel en al in het blinde te werken, maar eenige reekening op het vertier te kunnen maken, zou mij aannemelijkst voorkomen, het zelve bij wijze van inteekening aan te vangen. Geene inteekening, door welke men zich zelven de handen bond, en het recht benam om het werk algemeener verkoop te bezorgen, (hoedanige altoos den ondernemer nadeelig moet zijn, ten zij hij, een uitzicht hebbende dat zijne onderneming in de uitvoering niet aan het ontwerp beantwoorden zal, van 't goed geloof zijner Inschrijveren een ongeoorloofd misbruik wil maken): maar zo eene, bij welke men zich uitdrukkelijk verbindt, het werk ook altoos aan anderen te mogen verkoopen, ja zelfs tot de eigen' prijs waar voor het den inteekenaren wordt afgeleverd. - Een gering verschil in den prijs beweegt toch de lieden niet licht om blindelings zich in een beding te wikkelen, waar door zij zich mooglijk ten eenenmaal te loor gesteld zullen zien in 't geen men hen heeft doen verwagten. Ook moest deze inteekening niet verder dan voor een of twee jaren verbinden, en telkens vernieuwd worden, waar door men (het werk opgang makende) geduurige nieuwe inschrijvers winnen kon. - Om nu de lieden ter inschrijving' uit te lokken, (waar toe de minderheid van prijs mij voorkomt krachteloos te zijn) wilde ik gebruik maken van 't heerschend vooroordeel, of hoe zal ik die dwaasheid noemen, waar door men zich toejuicht in het bezit van eenige kleinigheid, en daar een overgrote waarde aan hecht, wanneer zij zeldzaam en niet dan van weinigen te bekomen is? Deze trek naar het zeldzame doet kundigen en onkundigen elkander de slegtste prulprentjes met vuurigheid, en zelfs tot buitensporige prijzen, betwisten: en van dit zelfde wilde ik mij bedienen, door aan deze inschrijvers (bij uitzondering van alle anderen) van ieder prent, die men afleverde, b.v. een' etsdruk, daar die plaats vond, of eenigen anderen proef te belooven, welke zonder bezwaar van den werkman te maken, en teffens bij liefhebbers ten hoogsten gezocht, ja niet ontbloot van nuttigheid is. Deze ets- of proefdrukken zou men voor niet aan de inschrijvers, doch volstrekt aan niemand anders, tot wat prijs het ook waar, moeten afleveren; en het zou niet onnut zijn, bij 't plan van | |
[pagina 37]
| |
inschrijving de nuttigheid van zodanige onvoltooide prent eenigszins uit te meeten. Omtrent den prijs, nog te bepalen, zouden de Ms H. en S.Ga naar voetnoot2) hunne gedachten wat uitvoerig dienen te melden; zo wel, als omtrent het juiste getal prenten, 't welk men in een jaar tijds zou kunnen vervaardigen. Ook zou ik er zeer voor zijn, dat men 't getal exemplaren niet al te groot nam, om door eene zekere schaarsheid het werk zijne waarde te doen behouden, althans tegen het opmaken der afgedrukte platen zijn, 't welk altoos kostbaar wordt, enz. - Bij de uitgave van 't eerste jaar zou men een algemeene schets moeten voegen van de herstelling der Schilderkunst, en de onderscheiden manieren der hoofdscholen; de bronnen, waar wij uit geput hebben; en de voornaamste meesters, die in dezelven hebben uitgemunt, en door wier bijzondere begaafdheden de kleinere of onderhorige scholen gevormd zijn. Mijns oordeels zou 't echter beter wezen zich daar in aan 't algemeene te houden, om zo veel mooglijk niemand in zijne vooringenomenheid met een' of anderen meester te kwetsen. Dit alles zou gevolgd kunnen worden van een kort bericht van den tegenwoordigen staat der Schilderkunst in Europa. In de uitgave der stukken zou ik verkiezen, verscheidenheidshalve, zich aan geene orde te binden; maar Italiaansche, en Nederlandsche, Fransche, en Duitsche teekeningen door elkander te laten loopen. Bij ieder uitgave zou men eene uitvoerige beschrijving der teekeningen kunnen doen uitgaan, gepaard met een algemeen oordeel over den schilder; in het bijzonder geschikt, om op eene leerzame wijze het schone in de kunst te doen opmerken, en den smaak voor het zelve voedsel te geven: 's mans geboorte- en sterfdag, met de voornaamste trekken van zijn character, zouden daar niet onaangenaam in te vlechten zijn; zo wel als de namen van zijne leerlingen, en wat zij van hunn' meester behouden, wat met iets beters of slechters verwisseld hebben. Voor aff diende men echter een' overslag te maken van 't aantal teekeningen, tot uitvoering van dit ontwerp benodigd. In de Italiaansche school zijn Michel Angelo; Raphael Santio, en zijn leerling Julio; Beilin; Titiaan, en zijn twee leerlingen Paulo van Verona, en Tentoret; Corregio; Parmens; DaVinci; de Caratsen, en Dominiquin, onontbeerlijk: en 't zou misschien best zijn de meesters van Michel Angelo, en Raphael: Dom. Ghirlandai en Pietro Perusino; Polidoor, de Caxi; Georgion; de Bassans; Albaan; Guido Reni, en Trevisani, daar bij te voegen.Ga naar voetnoot3) Dit zou 25 stuks uitmaken, en wanneer wij voor ieder der hoofdscholen zo veel namen, zou de geheele verzameling op 100 prentteekeningen aanloopen, een vrij geschikt getal, zo 't mij voorkoomt. Dit kon voor onze vaderlandsche schilders wat klein zijn; doch daar de achting der Duit- | |
[pagina 38]
| |
schers in deze kunst zo gering is, waarom zou men dezen niet merkelijk kunnen inkrimpen en daar door den kunststukken van ons Vaderland een grootere ruimte geven? De Franschen, eerst bloote navolgers van de Italianen, thands van de Nederlanderen, behoeven zelfs zo veel uitgestrektheid niet. Dan, van waar zo veel teekeningen bijeen te krijgen? - Dit is eene zwarigheid die alle opmerking verdient: dewijl van haar oplossing de mooglijkheid van ons ontwerp afhangkelijk is. Dat er genoeg teekeningen en wel van allerlei meesters bij onze liefhebbers berusten, lijdt, denk ik, geen' twijfel. Men heeft om een' aanvang te maken slechts 2 of 4 teekeningen nodig, om welke machtig te worden zich wel de gelegenheid op zal doen; en zo dit geen plaats mocht hebben, is uit catalogen van kort voorledene verkopingen wel wat na te sporen, bij wien een of ander uitmuntend kunststuk vervaren zij. Van de hier jongst verkochte verzameling des Heeren Rutgers, meest uit Italiaansche teekeningen bestaande, geloof ik gelegenheid te hebben een lijst van de koopers te kunnen verkrijgen, die hier toe van dienst kon zijn.Ga naar voetnoot4) Dit echter is in het begin slechts noodzakelijk; en na den aanvang van 't werk biedt zich een ander, en zo 't mij toeschijnt, een voldoenend middel aan, om dit gebrek te vervullen. Men zou naamlijk bij het plan van inschrijving alle liefhebbers, kunstverzamelaars, en kunstkoopers kunnen uitnodigen, om der Maatschappije het gebruik van een of andere teekening, bij hen berustende, en die het werk versieren kan, toe te staan: doch onder belofte niet alleen van een' afdruk van de daar van vervaardigde plaat, maar ook, van deze edelmoedige medewerking ter voortzetting' van de kunst, bij de uitgave der teekening, dankbaar in 't openbaar te erkennen. Men zou hier ook getrouw aan moeten beantwoorden, en niet spaarzaam zijn in weinig beteekenende loftuitingen jegens lieden, wier eerzucht nooit meer gevleid wordt dan door den hoogklinkenden naam van kunstkenner, en die somwijlen noch moeite, noch onkosten zouden ontzien, om zich het voorrecht te bekuipen, dat aan hun' naam op zodanige wijze gedacht wierd. - Zeker, een op- of onderschrift van dezen inhoud: deze teekening is ons ter hand gesteld door de edelmoedigheid van den kundigen Heer N.N., in wiens keurige kunstverzameling zij berustende is, is een lokaas, waar weinige liefhebbers voor bestand zouden zijn, indien men hun daar bij genoegzame zekerheid gaf, dat hunne teekeningen niets behoefden te lijden, voor 't welk men hun zelfs borg zoude kunnen stellen. Voor 't overige, begrijpt men zeer lichtlijk, dat men terstond bij den aanvang van dit werk, in de voornaamste steden van ons gemeenebest een bekwaam en eerlijk kunstkooper diende aan te nemen, zo wel om de teekeningen op te zamelen, als om het werk behoorlijken aftrek te doen hebben; het geen, voor een vrij groot gedeelte, van de kunstkoopers afhangt, als zijnde die lieden, door welker oogen zeer vele der liefhebberen zien. - Ik behoef hier niet bij te voegen, dat de onkosten, hiertoe vereischt, mede bij de bereekening | |
[pagina 39]
| |
van het ontwerp in acht genomen moeten worden; dewijl die niet onaanmerklijk zijn. Ik heb niets gezegd wegens de bekendmaking van den kunstenaar, door wiens graveerijzer deze kunstverzameling vervaardigd zal worden.Ga naar voetnoot5) Men begrijpt stilzwijgende, dat men hem moet doen kennen, en geenszins de proeven van bekwaamheid, welke hij reeds in het werk van den Heer P.v.A.Ga naar voetnoot6) gegeven heeft, voorbij gaan. Er behoort een keurige smaak toe, om hier tusschen de twee klippen van te veel en te weinig van dit werk te zeggen, door te gaan. Men moet hier meer te verstaan geven dan zeggen: doch boven al dient men de beste stukken, door onzen S. daar in gemaakt, op te noemen. Ook zoude ik 't niet dienstig achten, dat zich de Maatschappij in 't geschil tusschen hem en gezegden HeerGa naar voetnoot7) zien liet: men kan dit in 't midden laten, (S. behoudt zijn recht tegen hem) vooral indien men het plan van inteekening op naam der Maatschappije wil uitgeven: ja schoon hij zelf als ontwerper en uitgever voorkwam, zoude ik nog voor dezelfde gematigheid stemmen, om zelfs geen vrienden van gem: Heer eenigen aanstoot te geven. Genoeg is het de voortreffelijkheid van 't ondernomen werk boven dat van den voorgewenden uitvinder en Schreuders eigendom op den roem, dien de Heer P. zich valschlijk aanmatigt, te staven. |
|