Geschiedenis des vaderlands. Deel 11
(1837)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 161]
| |
Begin of inleiding van eigen-levensgeschiedenis van mr W. Bilderdijk.
| |
[pagina 163]
| |
Buiten het opstel van eigen-levensbeschrijving, gaande tot Bilderdijks verwijdering uit het Vaderland, en waar van gebruik gemaakt is in de Mongelingen en Fragmenten van hem, uitgegeven te Amsterdam bij Immerzeel, in 1835, bl. 1-17; en een zeer kort, maar volledig overzicht van zin leven, dat ik ten besluite dezer geschiedenis hoop mede te deelen; (en de bijzonderheden welke hij-zelf, als 't ware vertrouwelijk, vermeld heeft bij het gedicht: Uitzicht op mijn dood;) vind ik onder zijne nagelaten Handschriften, dezen breeder, en zeer uitvoerigen, aanvang van zijne eigen geschiedenis. Niemand zal zich verwonderen dat hij, het werk op zóó ruime schaal opgezet hebbende, er al vroeg af is gestapt. Doch juist deze wijdloopigheid maakt het gene hij geschreven heeft te aangenamer voor hen, die al wat hem betreft geheel en in verband wenschen te weten. Ik had mij voorgenomen, alleen dat, wat den burgerlijken toestand der maatschappij onder het rijk der Aristocratie te Amsterdam betreft, en de gevolgen der omwenteling van 1747 en 1748, uit dit geschrift te trek- | |
[pagina 164]
| |
ken en onder de Ophelderingen van dit Deel te geven. Doch het verhaal van de algemeene zaken, en de bijzondere zijner familie, is hier zoo in een geweven, en die familie-zaken zoo vertrouwelijk en naïf voorgedragen, dat ik tot geene schifting en verbrokkeling komen kon: en ik vertrouw dat de meeste Lezers het mij dank zullen wijten, dat ik het stuk geheel geve als het bestaat. Maar dan moest het op deze wijze afzonderlijk, en onmiddelijk achter den tekst van dit Deel geplaatst worden, van welks later gedeelte het in vele opzichten eene breeder ontwikkeling of authentieke uitlegging bevat. En ofschoon bilderdijk eerst geboren is na het overlijden van Prins Willem IV, met wiens overlijden dit Deel eindigt, zal men van zelf bespeuren dat het bij dit Deel, behoorde, en daarmede in onmiddelijk verband staat. Doch alzoo het bewijs hiervan, gevonden wordt in de lectuur-zelf, is mijn beste verdediging in dezen, dat ik den Lezer door mijn schrijven niet langer op houde, maar hem gelegenheid geve B.-zelf te hooren spreken; - terwijl ik eenige aanwijzingen tot vergelijking van dit opstel met den tekst der Geschiedenìs in dit Deel, straks hier achter aanteekene.
H.W.T. |
|