Geschiedenis des vaderlands. Deel 10
(1836)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 337]
| |||||||||||||||||||||||
Bylage I.
|
Het Karakter van den Raad-Pensionaris jan de wit, en zijne factie, beschreven door den Graaf d' EstradesGa naar voetnoot2, Eerste en origineele Druk, in 's Hage bij P. van Os | ƒ 0-11-0. |
Tweede en Veranderde druk | ƒ 0-11-0. |
Derde Druk, vermeerdert met eene breedvoerige voorreedeGa naar voetnoot3, in groot octavo | ƒ 0-12-0. |
Het Egt en waar Karakter van den Heere Raad-Pensionaris johan de witt, getrokken uit de Brieven van den Grave d'EstradesGa naar voetnoot4. Te Amsterd. bij J. Tirion | ƒ 0-10-0. |
Ad Manes Violatos jani wittii: op de Geschonden Overblijfselen van jan de wittGa naar voetnoot5 | ƒ 0-6-0. |
- Aan de Geschonden Gedachtenisse van joan de witt | ƒ 0-6-0. |
Op het Lasterschrift genaamt, Aan de geschonden Gedachtenissen van joan de witt, door J.T.Ga naar voetnoot6. Beneffens twee Schimp-Dichten op het zelve | ƒ 0-6-0. |
Sententie gepronunciëerd en geëxecuteerd, op ende jegens Japik Tovenaar, Alias J.T.Ga naar voetnoot7 | ƒ 0-6-0. |
Ad Manes Violatos jani wittii: Aan de Gehoonde Schim van joan de witt | ƒ 0-6-0. |
Colloquium de scriptis et scriptoribus, Memoriam jani wittii (etc.), Lugduni BatavorumGa naar voetnoot8 | ƒ 0-4-0. |
Samenspraak over de Schriften en Schrijvers, van de Nagedachtenisse des Heeren joan de witt. Gedrukt te Leiden. | ƒ 0-4-0. |
De Colloquio Amstelaedamensi, et amicae ejus responsiones Duae. Tweede Druk, vermeerdert met een Waarschouwing aan den eersten UitgeverGa naar voetnoot9 | ƒ 0-4-0. |
Vindiciae Philalethae Batavi: Philalethes Batavus, gehandhaafd en gewroken, door zijnen Leerling Pamphilus, Zoon van Cratinus | ƒ 0-4-0. |
Philalethes Batavus, gewrooken, door deszelfs Leerling Pamphilus Gratinides | ƒ 0-4-0. |
Philalethae Batavo, Manium wittianorum VindiciGa naar voetnoot10: |
Aan Philalethes Batavus, Wreeker van de Schimmen der de witten | ƒ 0-6-0. |
Philalethae Batavo, etc. Aan Philalethes Batavus, Verdediger der Gedachtenisse van de witten. Waar achter gevoegd is eene tegenstelling van het Haagsche Punt-Dicht | ƒ 0-6-0. |
Zeedige Beproeving van de voorgestelde Karakters, van den Raad-Pensionaris johan de witt, 's Hage bij P. van Os.Ga naar voetnoot11 | ƒ 0-14-0. |
Lofbazuin, gevlogten om het hoofd van den doorluchtigen Samenstelder van de Zeedige BeproevingGa naar voetnoot12 | ƒ 0-4-0. |
Voorlooper, van een volgend onpartijdig Onderzoek, der zoogenaamde Zeedige beproeving; Tweede-Druk, vermeerdert met een ToegiftGa naar voetnoot13 | ƒ 0-8-0. |
Het Waare Karakter van den Raad-Pensionaris de witt, en der Loevesteinsche Factie; door de Heer la FargueGa naar voetnoot14. In 's Hage bij M. Gaillard | ƒ 0-11-0. |
De Zugt van den Heere Raad-Pensionaris johan de witt, tot zijn Vaderland en deszelfs Vrijheid. Te Leyden bij E. Luzac JuniorGa naar voetnoot15 | ƒ 0-16-0. |
De Schim van Joan van Oldenbarneveld, aan Philalethes Batavus, Verdediger der Rampzalige Gedagtenisse van joan de witt, door C.C. Boëtius. Te Utrecht bij G.T. en A. van PaddenburgGa naar voetnoot16 | ƒ 0-8-0. |
Een Voorstander van Joan van Oldenbarneveld, aan C.C. Boëtius | ƒ 0-4-0. |
Vrijmoedige Aanmerkingen over de Zeedige Beproeving, en Zugt. Te Amsterdam bij J. TirionGa naar voetnoot17 | ƒ 0-14-0. |
Gepast Antuoord, op de Vrijmoedige Aanmerkingen. Te Utrecht bij G.T. en A. van Paddenburg | ƒ 0-15-0. |
Brief, gericht aan den Ondersoeker van de Zugt. In 's Hage bij O. van Thol | ƒ 0-5-0. |
Tweede Brief van de Heer la Fargue; waar in het waare Karakter van de witt, benevens dat van Oldenbarneveld. In 's Hage bij M. Gaillard | ƒ 0-9-0. |
Het Pascha. Te Amsterdam bij Philippus DoorewaartGa naar voetnoot18 | ƒ 0-3-0. |
Philomusi Onomastigis, Elegia ad Mopsum. Glaucopoli, ex Officina Fratrum SatyricorumGa naar voetnoot19 | ƒ 0-6-0. |
Sententie van het Publyk, in het thans zweevende Verschil, over het Karakter van den Heere johan de witt. Te Dordrecht bij Jan Christiaanszoon.Ga naar voetnoot20 | ƒ 0-4-0. |
Het Laatste Olyzel, voor de zoogenaamde Egte, Waare, Valsche en Wanschapen KaraktersGa naar voetnoot21. In 's Hage bij H. Bakhuizen | ƒ 0-10-0. |
De Pace Reipublicae, et Unione servandaGa naar voetnoot22. Trajecti ad Rhenum apud Henricum Spruyt | ƒ 0-4-0. |
Opwekking aan de Nederlanders. Te Utrecht bij H. Spruyt | ƒ 0-4-0. |
Twee Klink-Dichten op de Verschillen van dezen Tijd. Te Amsterdam bij T. Bliek | ƒ 0-3-0. |
Geessel der Hedendaagsche Paskwillanten, Blij-spel; onder de zinspreuk: Feras, quae tuâ culpâ paterisGa naar voetnoot23 | ƒ 0-12-0. |
De welgegronde, rechtvaardige en wettige Klachte, der zeegepralende Leeuwendaalsche Maagd; Tweede Druk. Vermeerdert met een Lof-Dicht op hetzelveGa naar voetnoot24 | ƒ 0-6-0. |
Brief van Phileleutherus Glaucomastix, aan den geprivilegeerden Haagschen Karakter-Drukker Pieter van Os. Te Oudbatenburg, bij Claudius CivilisGa naar voetnoot25. | ƒ 0-4-0. |
De Witten Oorlog. In 's Hage bij M.F.L. Varon en H. BakhuyzenGa naar voetnoot26 | ƒ 0-4-0. |
Het Edel-Wit van den Heere Mr. johan de witt. Te Amsteldam bij J. van Hoogstraten. | ƒ 0-4-0. |
Vrije Gevoelens vervat in een zaaklijk Antwoord, aan den Schrijver van het Edel-Wit. In 's Hage bij H. Bakhuyzen | ƒ 0-4-0. |
Carmen, olim ab Horatio scriptum in Cassium Severum; nunc repetitum in Auctorem duorum Libellorum Belgice scriptorum sub titulis; Zedige Beproeving, en Gepast Antwoord. Brutopoli, in aedibus Valeri Poplicolae, ad Aram Libertatis. | ƒ 0-6-0. |
Het Oordeel over den Heere Raad-Pensionaris johan de witt. Te Leyden bij E. Luzac JuniorGa naar voetnoot27. | ƒ 1-5-0. |
Marten van Roshems, Tweede Lofbazuin, gevlogten om het Hoofd der beroemde Heeren C.L. Schrijver van het Gepaste Antwoord, en A.V.K. Schrijver van de Zugt van, en het Oordeel over den Raadpensionaris j. de witt. | ƒ 0-6-0. |
Het Karakter der Loevesteinsche Factie, nagespoort uit de Negociatiën van den Graaf d'AvauxGa naar voetnoot28, ter bevestiging van het Karakter van den Raad-Pensionaris jan de witt en zijne Factie. In 's Hage bij P. van Os. | ƒ 1-2-0. |
Brief van Vindex Patriae, aan het Vrijheid-minnend PublykGa naar voetnoot29. Te Utrecht bij G.T. en A. van Paddenburg. | ƒ 0-11-0. |
Eerzuil opgerigt voor het Doorlugtige Huis van Oranje en Nassauw, ende al de schrijvers die uyt de Oude Geschiedenis van ons Landt desselfs bedekte Vijanden ontmomme. In 's Hage bij P. van Os. | ƒ 0-3-0. |
J. OudaanGa naar voetnoot30, Spiegel der Tweedragt in de Nederlanden, Derde Druk, in groot octavo. | ƒ 0-6-0. |
Brief van een Rentenier aan een Heer van de Regeering over het Stadhouderlijke Bewint. In 's Hage bij P. van Os. | ƒ 0-4-0.’ |
[Zoo ver die Tweede Lijst. Doch er is nog bij te voegen:
Philathetes aan Vindex Patriae, wegens den Brief van een Rentenier, - d. 24 Nov. 1757, 20 bl. gr. 8o.
Tweede Brief van de Rentenier. 's Hage bij P. van Os 1758. 29 bladz. gr. 8o.
De Triumf van den Raad-Pensionaris de witt en der Hollanderen, - met het Mandement van Apollo, - door de Heer La Fargue. In 's Hage bij M. Gaillard, 1757, 301 bladz.Ga naar voetnoot31.
Ernstige brief aan de zoogenaamde Heer La Fargue, geschreven ter occasie van deszelfs onlangs uitgegevene Blaauw-BoekjeGa naar voetnoot32 getituleert De Triumf enz.
Ad Celsissimum Gulielmum V Principem Juventutis. 4 pag. (geteekend C.V.Ga naar voetnoot33).
Samenspraak tusschen Prinslief en Dwingelant. - Waarin aangetoont word het nadeelige der Loevesteinsche Factie, en hoe raadzaam het is, zig van die Partij af te houden. In Digtmaat - door L.V.P. 1758, 31 bladz. groot 8o.
De Staatkunde der Hollanders, beschreeven door den Grave d'Avaux, onpartydig onderzocht, ter opheldering van de Vaderlandsche Historie en ter Verdeediging van het gedrag des Princen van Orange als Stadhouder, zedert den Jaare 1679 tot 1689. Door P.L.K. 68 bladz. gr. 8o.
Epicrisis of Oordeel der Onzijdigheid en Vaderlandminnende Eendracht, over de veelvuldige Twistschriften en Schrijveren, zoo voor, als tegen den Heere Raadpensionaris jan de witt, (d. 20 Maart 1758) 52 bl. gr. 8oGa naar voetnoot34.]
- voetnoot1
- [Eene andere, zeker vroegere uitgave dezer Naamlijst, zonder de prijzen, laat den eersten en tweeden druk van het Karakter (in klein 8vo) weg; loopt verder gelijk met deze; doch mist de zeven laatste artikelen van deze lijst, (van M. van Roshems Tweede Lofbazuin af).]
- voetnoot2
- [Door P. le Clercq.]
- voetnoot3
- [Dit staat niet op den titel van dit werk: - en in het algemeen moet ik aanmerken, dat deze Naamlijst veelal niet de volledige titels der stukken opgeeft.]
- voetnoot4
- [Door J. Wagenaar.]
- voetnoot5
- [Door Philalethes Batavus, d.i. Petrus Burmannus (Secundus), - Het is er ver af, dat dit bestrafdicht en deszelfs Nederduitsche vertalingen een einde aan dezen twist zouden gemaakt hebben, als de Heer Scheltema schrijft, Staatk. Nederl. II D. bl. 501 v. (die ook dit vers verkeerdelijk aan Janus Grotius toeschrijft): de Nederduitsche vertalingen zijn, volgens Scn., van J. de Kruyff en J. Lublink de Jonge.]
- voetnoot6
- [Joh. Tornaar (Kreupelrijmelaar).]
- voetnoot7
- [Hierop weer een kreupelrijmig antwoord van J.T.]
- voetnoot8
- [Door den beroemden Tib. Hemsterhuys.]
- voetnoot9
- [Versen, vóór en tegen.]
- voetnoot10
- [Onderscheiden van bet vorige van Pamph. Cratin. De dichter van dit, noemt zich (zeer gepast!) Aristocraticus Belga.]
- voetnoot11
- [Tegen Wagenaar's egt karakter.]
- voetnoot12
- [Dit is Marten van Roshem's, Ridder, Eerste Lofbazuin. ‘Met voordacht lang gemaakt vers,’ zegt Wagenaar in zijn tweede geschrift, Vrijmoedige aanmerkingen, bl. 2.]
- voetnoot13
- [Ter verdediging van Wagenaar.]
- voetnoot14
- [Had vroeger geschreven in het belang van Willem IV; thans was hij Loevesteinsch gezwenkt.]
- voetnoot15
- [- Bij - en door E.L. - zeer lezenswaardig.]
- voetnoot16
- [Een langgerekt anti-Loevesteinsch gedicht. Een kort scheldvers hiertegen is het volgende:]
- voetnoot17
- [190 bladz. De eerste helft tegen de Zedige beproeving, de andere tegen de Zugt (E. Luzac). De Drukker wijst wederom den Schrijver aan.]
- voetnoot18
- [- ‘Of de tegenwoordige Kristenen van de Graven der vorige Stadhouderen en gemartelde Groten dezes Lands terug geroepen tot de beschouwing der Grafplaatse en Verrijzenis van 's Waerelds Heiland.’ - Een welgemeend, doch zwak, en krachteloos, verzoening-vers.]
- voetnoot19
- [Tegen het beroemd gedicht van P.B. ad Manes violatos etc.]
- voetnoot20
- [Ten voordeele van Wagenaar c.s.]
- voetnoot21
- [Naar waarheid zegt de Schrijver bl. 93: ‘Wij durven zeggen, geen kunst, nog styl, nog studie te hebben vertoond.’ - Z. voorts Aant. 31.]
- voetnoot22
- [Latijnsch prosa: in den geest en smaak van het Pascha, Aant. 18. - Het volgende is er de vertaling van.]
- voetnoot23
- [Het eerste en derde Bedrijf van dit in boeren-dialect berijmd zoogenaamd Blijspel, gaan over den toenmaligen Rotterdamschen Kerktwist, over de vrije Handopening; (waarover z. ypey en dermout, III D. bl. 380-386 en de aanteck.): in het tweede worden de stukken van den Wittiaanschen twist gerecenseerd, en veelal ook de Schrijvers personeel gehekeld. (Zoo komt hier bl. 50 v. de schandaleuse anecdote voor van Joach. Oudaon Jr. en het pretense Stokje van Oldenbarneveldt; waarvan, boven, bl. 309, en straks, Aant. 34, en misschien nog wel nader.)]
- voetnoot24
- [Begint:
O! duld'loos Zielo verdrict! O Hoon! O bitt're smarte!
Het lofdicht is een schimpdicht:
Al wederom een klagt, oy vrienden kykt eens uit, enz. Bij dit stukje is dit zonderling Bericht gevoegd: ‘Alzo de eerste Druk van dit Vers in groot Quarto is, kan het niet gevoeglijk bij de Twistschriften van deezen Tijd worden gevoegd: dierhalven, heeft men het zelve, in dit formaat doen nadrukken, om het bij de andere voor- en tegenschriften, over het Karakter van de witt, te kunnen voegen.
‘De respective Heeren Autheuren, en Boekverkopers, worden door deezen gewaarschoud, indien zij in 't vervolg, noch iets over deze stoffe zullen gelieven uit te geven, zulks in groot Octavo te doen; op poene dat het (contrarie doende) immediaat zal worden nagedrukt.’ (z. bov. bl. 330, aant.)]
Voorts is er (blijkens het tijdgedicht aan 't slot, van 't jaar 1757,) 2) nog een gedicht: De Klagende Nederlandsche Maagd, haare Zielgrievende smarte uitboezemende in de schoot van Neerlands volk, ter vertoninge der ware Hoofdoorzaken van het diep verval, dat haar drukt, en wat onheilen zy verder te vrezen heeft; indien Laster en Ongebondenheit, niet nalaten hunne rol, onder den dekmantel van vryheit, voorttespeelen. Tot waarschouwinge voorgestelt, of het ter overtuiginge on verbeteringe mogte strekken. En dan is er nog 3) van een vroeger tijdperk, 1747, De Klagende Maegt van Holland, verzeld van 't Keerdicht, waer in de Lasteringen van dezelve tegen de Hooge Overigheid op een bondige wyse wederlegd worden.]
- voetnoot25
- [Dat de beroemde Natuurkundige P. Lyonnet geenzins de Auteur van de Sententie van het Publiek was.]
- voetnoot26
- [Den 18 Mey 1757. Tafereel van de opschudding die toen in de Haagsche lees- en praatwereld door dien letter-oorlog veroorzaakt wierd.]
- voetnoot27
- [- En door E.L. - Tegen Wagenaar's Vrymoedige Aanmerkingen, (Aant. 17.) 316 bladz en zeer lezenswaardig.]
- voetnoot28
- - [‘Om te dienen tot ophelderinge der Vaderlandsche Historie, voor den jaaren 1679-1688.’ - Brengt de zaak dus op een ander terrein; na dat J. de Witt reeds was afgetreden. Overigens niet verwerpelijk; 253 bladz. gr. 8vo.]
- voetnoot29
- [19 bladz., doch voorts tot bl. 91 eene vertaling bijgelant van H. Grotius, de Antig. Reipubl. Batav. met zeer enkele wederleggende aanmerkingen.]
- voetnoot30
- [l. Oudaen; - en z. Aant. 23 en 34.]
- voetnoot31
- [La F. beschuldigt in dit werk den Schrijver van het Laatste Olysel (Aant. 21), dien titel te hebben gestolen van een werkje van hem: dat is 't Laatste-Olisel van den Koopman te R. (enz.) 1755/6; wanneer hij voor de Engelsche en tegen de Fransche belangen bij ons schreef.]
- voetnoot32
- [Van 301 bladz. - en dit niets-zeggend stukje heeft er slechts zeven. - Doch 't is waar, dat het boek van L.F. meer schimpt en scheldt, dan betoogt of weerlegt.]
- voetnoot33
- [D.i.C.V. Vonck. Het is gericht tegen een latijnsch gedicht van G.N. Heerkens in het Journ. des Scav.]
- voetnoot34
- [In dichtmaat,
in den hoogdravenden zwakken stijl van dien tijd. Dit is wel een der laatste
stukken in dezen drukken twist: doch zeker niet van toereikend gewicht om
denzelven te doen smoren, (en ook zeker niet van J. de
Kruyff of J. Lublink de J.). Het was te bekomen bij
dezelfde Boekverkoopers die vermeld staan bij den Ernstigen
Brief aan La Fargue (Aant. 32), en zoo vindt men hier bl. 27, de
opheldering van den ‘zoogenaamden Heer La F.’ op den titel
van dien Ernstigen Brief:
‘ - La Fargue, die in zyn verarmde kluis, Uit trotschen overmoed zich zelv' den Heer durft noemen. Dus beeld zich de armoe in, in 't diep vervallen huis, enz.’
Het valt echter ook Le Clercq hard aan, als eerste aanlegger van den twist; schimpt bl. 39-45 op Oudaen, die in zijne Spiegel der Tweedracht tot eendracht had willen vermanen, doch zelf de zijde van Oranje gekozen had, hij, die kort voor de verheffing van Prins Willem IV, met Oldenbarnevelds Stokje geschermd had: berispt ook bl. 30-32 Burman, wegens zijn vinnig gedicht; en bl. 32-34 Hemsterhuis, die in zijn Colloquium, Burman een zet had gegeven; enz. Eigenlijk evenwel predikt dit stuk eene eendracht en onzijdigheid, zoo als men ze ons sedert 1814, en vooral toen Bilderdyk, Da Costa, Van der Kemp enz., begonden te schrijven, voorhield; - d.i. om van Oranje geen goed, en van deszelfs tegenstenders geen kwaad te zeggen.]