Geschiedenis des vaderlands. Deel 10
(1836)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 345]
| |
Bylage II.
| |
[pagina 346]
| |
Bentinck (naderhand Graaf van Portland) over de belangrijkste Regeerings-zaken, hij ijverde daar en boven zeer voor de rechtzinnige Kerk. Alhoewel wij geene onvoorwaardelijke bewonderaars zijn van de toenmalige rechtspleging, is het echter ontegensprekelijk, dat, bij de apprehensie, het vonnis, en de executie van Cornelis Costerman, welke de aanleidende oorzaken van het tumult geweest zijn, alles regelmatig, en naar eisch der toen vigerende wetten, is behandeld geworden. - Dan (en hier op komt het eigenlijk aan) wagenaar eindigt zijn verhaal met te zeggen dat ‘met het ontslag van den Hoofd Officier, die, sedert, nog voor den Hoogen Raade te regt stond, de rust te Rotterdam eerlang volkomen werd hersteld.’ Had wagenaar zijne Historie in 1690 te boek gesteld en geeindigd, dan ware deze voordracht der zake naauwkeurig en onberispelijk: maar nu zoo vele jaren later schrijvende, en met de geopende bronnen te zijner beschikking, is dezelve een nieuw bewijs van verregaande partijdigheid; daar reeds in 1692 de zaak eene gansch andere gedaante bekwam, en de eclatantste satisfactie, welke een man van dat aanzien konde verlangen, verleend was. Het is waar, de Hoofd Officier Jacob van Zuylen van Nyvelt, stond voor den Hoogen Raad te recht; en zulks op eigen verzoek, daar hij zich bezwaard achtte met het rapport van Commissarissen van het Hof van HollandGa naar voetnoot1. Het draalde niet lang, of hij werd in een gewoon proces ontvangen, waarbij zijn onschuld zoo helder doorstraalde, dat de Prins (Koning Willem) verzocht zijnde de zaken te bemiddelen, bij Missive, gedagteekend van het Loo den 6 October 1692, de | |
[pagina 347]
| |
Magistraat van Rotterdam aanschreef, om den Hoofd Officier, nopende het ongelijk en schade, hem in zijn eer en goed met den gevolgen en aankleven aangedaan, promte en behoorlijke satisfactie te doen erlangen, en hem volkomelijk te dedommageren. Deze brief van Koning Willem, den 23 October 1692 het onderwerp van de deliberatie der Vroedschap hebbende uitgemaakt, werd overeengekomen 1o. om den Hoofd Officier te continueren in deszelfs ambt op denzelfden voet, als zulks plaats had ten tijde hij, uit hoofde der seditie, genoodzaakt werd de stad te verlaten. 2o. Om ter vergoeding van alle schade, die hij geleden heeft door de vreesselijke seditie en plondering van Huis en Tuyn, die beide geheellijk zijn gedestrueerd, geconsidereerd hun waardij, als ook van het Lijnwaad, Goud, Zilver, Juweelen, Porcelein, Schilderijen, Bibliotheek enz. enz., hem te dedommageeren met honderd twee en vijftig duizend Guldens. Deze afloop der zaak, waar van in der tijd de geheele Republiek gewaagde, en waar bij de Eer en waardigheid van een aanzienlijk geslacht zoo hooglijk betrokken waren, is geput uit de Archiven van Rotterdam No. LVI getiteld: ‘Extract uit de resolutien der Stad Rotterdam over de herstelling en het dedommagement van den Bailliu van Zuylen van Nievelt, in haar Ed. vergadering genomen op Donderdag den 23 October 1692, en den volgende dag finaal gearresteerd;’ en welk Extract ook in druk gegeven is.
Met deze terechtwijzingen meenen wij eene aanstotelijke gaping in de geschiedenis van dien tijd te hebben aangevuld. |