Geschiedenis des vaderlands. Deel 8
(1835)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijZachtzinnigheid der Remonstranten.In 't slot hunner Remonstrantie (1611) betuigen zij: ‘Dat dit hun doel geenzins strekt tot eenige partijschap, tweedracht, of scheuring, 't zij in de Kerk of de Politie; veel minder tot verandering in de Religie; bedoelende zij niets anders, dan zich van vreemde bedenkingen waar mede zij binnen- en buiten's Lands sedert een geruimen tijd bezwaard waren, door deze verklaring te zuiveren, met verzoek om daarin geduld te worden of anders beter onderricht, ten einde de Gemeente in rust en stilte te brengen; en zoo zij, tegen alle verwachting, hier omtrent niets konden verwerven, en dus hunne openbare bediening niet langer met een goed geweten konden oefenen, te vreden zouden zijn, om op hevel der Staten, liever afstand daar van te doenGa naar voetnoot1.’ enz. | |
[pagina 190]
| |
aant.In 1610 intusschen had in Alkmaar, de Remonstrantsche Predikant venator (een slecht karel in leven en leer) de schutterij aangezet en opgerokkend het stadhuis met geweld in te nemen, de Magistraat af te zetten, den rechtzinnigen Predikant hellenus de stad uit te drijven, vele burgers te mishandelen en hun nering en handteering te schorsen, of daar van gantsch te ontzetten. En deze fraaie Predikant venator werd door Kommissarissen der Staten van Holland beschermd. Z. trigland III. D. bladz. 469. van den sande Vervolg op reid, en baudartius. Te Rotterdam werd met 1612 bij Publicatie den Gereformeerden het houden van vergaderingen, het doen van predikatien of vermaningen verboden op ƒ 100-: boete, en ƒ 100-: voor den preker of vermaner; en ƒ200-: voor die er zijn plaats, huis, of schuur toe leende. In Schieland maakte men gelijke Publicatie nog scherper, over de geheele Landstreek. Te Gouda ging 't even zoo. Te Schoonhoven ontpoorterde men, beboette, en verbood men nering en handteering aan Burgers die elders ter Preek gingen of 't Avondmaal gebruikten. - 't Hof van Holland werd door Gecommitteerde Raden belet, daar 't beroep of de kennis van aan te nemen. 't Kwam bij de Staten, en Barneveld dreef dit alles door, en toen werden er al de overige rechtzinnige Diakens en Ouderlingen niet alleen ontschutterd, maar ook hun goederen in arrest genomen. Zie van berkum, Beschrijving van Schoonhoven; en baudartius VII Boek. In den Briel mocht men zelfs niet bij een komen om den Bijbel te lezen. Baudartius. Te Hoorn de rechtzinnige Roggius afgezet, en de Remonstrantsche Sapma in zijn plaats beroepen door den daartoe veranderden Kerkenraad. En in de naastgelegen dorpen even zoo. | |
[pagina 191]
| |
Men bediende zich van Roomschgezinden in de uitvoering der geweldenarijen, en zette de Roomschen aan tot geweldenarijen tegen de Gereformeerden. Ook liet men op de Landdagen Roomschgezinde Edelen ten dien einde toe. In Kampen was de kwaadaartigheid tegen de rechtzinnigen boven alles. Echter verboden Ridderschap en Steden der Provincie, 't leerstuk der Praedestinatie op den predikstoel te brengen op poene van cassatie. Predikanten moesten dit onderteekenen, of werden afgezet. - De Overijsselsche Gemeenten bleven echter weldenkend, en Deventer verklaarde 's Landschaps Resolutie onwettig, en verzette zich. In Gelderland bleef het vrij stil. In Friesland handhaafde men de Rechtzinnigheid. Amsterdam hield zich voorbeeldig, niet tegenstaande een allerlistigste Redevoering van H. de Groot aan het hoofd eener Staatsbezending, in de Vroedschap dier stad gedaan. - Trouwloos is wagenaar in zijne Beschrijving van Amsterdam in het supprimeeren der stukken, die hij daarvan in de Archiven der stad vinden kon. Zie baudartius VIII Boek bl. 22 vv. Trigland IV Deel bladz. 754. Ook klaagde Amsterdam ter Vergadering van Holland, over de handeling van de Predikanten en Gemeenten der Gereformeerde Kerken, uit hoofde van Staatsbesluiten, waarin de Stad nooit bewilligd had; en machtigde hare Afgevaardigden ter dagvaart, om met andere Steden of anderzins zich bij Prins Maurits te vervoegen, en zijnen bijstand als Stadhouder te verzoeken. Wagenaar Amsterdam II Deel bl. 457. - Dit in 1616. 't Volgende jaar (1617 op den 23 Januarij) besloot Amsterdam de Hervormde Godsdienst en hare belijderen ter Vergadering van Holland voor te staan, en ten dien einde zich bij den Prins te vervoegen. - Ook | |
[pagina 192]
| |
's Lands Advokaat aan te zeggen en te vermanen, met de harde en vreemde handelwijze omtrent de Godsdienst dadelijk te doen ophouden en de zaken op den ouden voet te herstellen. En het was toen dat de Kerk te Amsterdam verklaarde, de Remonstranten niet langer voor Medebroeders en Medeleden der oude Gereformeerde Leer te kunnen erkennen. En toen, dat de Remonstranten op Vlooienburg en voorts op Dwarsboomsloot vergadering hielden. Gelderland, op den Landdag te Arnhem in 1617 (den 5 Februarij) schreef de Klassis van Nymegen die meest Remonstrantsch was, aan, om opgave van haar gevoelens, ten einde zich bij Godgeleerden op het verdragen van hunne afwijking te informeeren, en dan orde te stellen; met verbod intusschen van zich eenigzins eenigen leer strijdig met het aangenomene bij de Hervormde Kerk te veroorloven, en niemand te beroepen dan op onderteekening van de art. 18, 20, 21 der Geldersche Synode van 1612. - Waar tegen zij zich wel verzettede, doch de Staten standvastig vond. In Utrecht was de vervolging tegen de Rechtzinnigen hevig, als men denken kan. En even zoo in Overijssel. Zeeland was vrij gematigd. Groningen, waar in 1614 eene Academie opgericht was, was rechtzinnig. In de Hage deed Maurits (1616), wanneer de rechtzinnigen, die lang te Rijswijk ter kerk gegaan waren, en nu met den winter een bijzonder gebouw voor zich deden inrichten, dit belet werd, hun door zijn gezag aan het huis van een zijner Beampten kerk houden. Waar voor Amsterdam hem bedanken deed. 't Was toen, dat de partij Oldenbarneveld belastte van den Prins te verzoeken (of liever te eischen) handhaving van de Staten in hun publiek gezag. Maurits | |
[pagina 193]
| |
vermaande hem, te zorgen, dat hij daartoe niet genoodzaakt wierd. En Barneveld hield af. - Maar het kwam er dan spoedig toe, door de dolle opgezetheid van dien aanhang, die zich welhaast langs heimelijke wegen sterk genoeg achtte om alles te dwingen; dat Maurits zich wezendlijk genoodzaakt zag, als Stadhouder een eind van dit spel te maken. Een verzoek van de Contra-remonstranten in de Haag aan Gecommitteerde Raden om een predikplaats, of ten minste om 't vrij gebruik ten dien einde van het daartoe door hen gehuurd huis, waar mêe dat Kollegie verlegen werd, gaf gelegenheid dat Hof en Hooge-Raad zoo wel als de Magistraat der Haag daar in betrokken werd, en het was in eene bijeenkomst waar de Prins voorzat, en ernstig aandrong dat hun de Groote Kerk daartoe gegeven zou worden, dat Barneveld den Prins vroeg: of men dan zulke lieden zou laten prediken, die leerden enz. 't Antwoord van Maurits ontzette den Advocaat, die zich uitliet, dat men daartoe zou kunnen komen, als men dan over en weder met elkander het Avondmaal zou willen houden. En toen maakten de rechtzinnigen zich onder 't goedvinden des Prinsen meester van de Kloosterkerk, waar Maurits op den 23 Julij met Graaf Willem van Nassau en een aanzienlijken Hofstaat voor 't eerst ter preek kwam. Barneveld, woedend over deze nieuwe poging der Contra-remonstranten, vergat zich zoo verr' dat hij met zommige steden van zijn aanhang, 't besluit nam om vier burgers, waar onder Musch, beampte van den Prins, en bij wien de Contra-remonstranten zoo lang hun Godsdienst geoefend hadden, 's nachts van hun bed te lichten, en dadelijk te doen onthoofden, en 's morgens hun hoofden ten toon te stellen bij een Publicatie, | |
[pagina 194]
| |
‘dat zij wegens gepleegde muiterij jegens de Hooge Overheid anderen ten exempel dus gestraft waren, en ieder even zoo gestraft worden zou, die hun voorbeeld volgde.’ Doch dit werd door vier Raadsheeren van den Hoogen Raad (bij trigland genoemd) voorgekomen. En dit niet gelukkende verliet Barneveld de Haag en ging naar Utrecht, waar hij onder voorwendsel van onpasselijkheid verscheiden maanden lang zich bleef ophouden, en daar minder nagegaan kunnende worden dan in de Hofplaats (zeker) zijne heimelijke maatregelen in den duister opzettede en voortspon. Nu intusschen drongen de Provincien Gelderland, Zeeland, Vriesland, Groningen, in 't voorjaar reeds zoo bij bezendingen als brieven bij Holland aan om een Nationaal Synode te beroepen, waartoe ook de Koning van Engeland aangeraden had. Maar men verhardde zich, en nam op den 4 Augustus de zoogenaamde scherpe resolutie, waarbij de ‘Regeringen der steden gelast en gemachtigd werden, om volk van wapenen aan te nemen tot hunne verzekering en weering van dadelijkhedenGa naar voetnoot1; een ieder verboden werd zich in gevalle van bezwaar anders dan bij de Staten-zelve te addresseeren, met buitenstelling van alle ander gezag (Gerechtshoven of anders): een verbod aan alle volk van oorlog en Officieren om eenig ander bevel te gehoorzamen dan van de Staten, hun Gecommitteerde Raden, en de Regenten der steden waar zij guarnizoen hielden: op straffe van weggejaagd te worden.’ Waarbij men voegde ‘door een bezending of plechtige Staats-kommissie (komedie?) Prins Maurits, de Prinsesse Weduwe, en Prins Henrik, van de toegenegenheid | |
[pagina 195]
| |
der Staten te zullen verzekeren, en NB. hun medewerking verzoeken tot uitvoering der resolutie.’ Baudartius IX Boek, bl. 57. - Maurits ontfing deze boodschap niet of hij kwam 's anderdaags in de vergadering, waar zijn komst verwarring, verstomming, en verlegenheid uitwerkte, maar niets afgedaan werd. 't Spreekt van zelfs, dat Amsterdam tegen dit fraaie besluit protesteerde, gelijk het ook deed tegen nog eene zoogenaamde verklaring over de inzichten der Staten op het stuk van de Godsdienst dat zij deden uitgeven. En 't zelfde deed Enkhuyzen, Edam, en Purmerend; en weldra ook Dordrecht, beweerende deze vijf steden daarbij de noodzakelijkheid van een Nationaal Synode. De Groot stelde daar tegen 't voorstel tot een Provinciaal of een algemeen Synode: meenende in 't eerste meer invloed te kunnen hebben; in 't laatste de Nederlandsche kerk, die slechts ééne stem daar in hebben kon, licht te zullen doen overstemmen. |