Drenthe.
Een afzonderlijk Landschap, schoon gemeenlijk geögraphice tot Overijssel
gerekend, was van ouds een Graafschap. In 945 was het onder het bewind van eenen
Graaf Everard; in 1006, van Baldrik; weinig later van zekeren Temmo. - De
Bisschoppen van Utrecht bekwamen van de Keizers Otto I, Henrik II, en Koenraad
II de vrije jacht in dit Graafschap, dat zich toen ook tot de stad Groningen
uitstrekte.
Keizer Hendrik de III, gaf eenige Landgoederen daar in gelegen, in 1040; en zei
aan Utrecht het geheele Drenthe toe, bij een giftbrief te Aken geteekend in
1046, om te genieten na doode van Hertog Gozelijn. De Bisschoppen hadden er
dienvolgende gezag, en oefenden dit in persoon of door Stedehouders. Doch
Groningen verzette zich tegen Bisschop Herbert in 1138.
Zie voorts Groningen.