Geschiedenis des vaderlands. Deel 1
(1832)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijGelderland Ga naar voetnoot1Bestaat nu uit het Rijk van Nymegen, dat van Arnhem of de Veluwe, en Zutfen, die in de Unie van
Utrecht deelden: Waarin de oude hoofdstad, Gelder. 't Ontstond uit de burcht Gelder, een adelijk slot, waar van de vroegst bekende bezitters voogden genoemd werden. (Waarom men zou mogen stellen dat het oorspronklijk een bezitting, 't zij van Utrecht, 't zij van Luik, 't zij van Keulen was?). Doch de meeste Vorstendommen en Graafschappen zijn uit zoogenaamde Voogdijen gesproten. Zoo was 't ook met Teisterbant, zie mijn Elius. En dus behoeft die Voogdij juist niet eene kerklijke Advocatie te zijn. Hoe 't zij: in 't Roermondsche is nog een deel, dat de naam | |
[pagina 238]
| |
van de Voogdij, tot de omwenteling van 1795 toe behouden had; en waarin sommigen, uit dien hoofde, den oorsprong van 't Graafschap van Gelderland zochten. Wichert III Voogd van Gelderland, had eene erfdochter Adelheide, welke aan Otto van Nassau huwde, en deze werd door Keizer Hendrik IV Graaf van Gelder gemaakt? Wanneer? is onzeker: maar 't schijnt, in 1079. Van daar, dat Gelderland 't wapen van Nassau voert, met aflegging van zijn oude 3 mispelen. Dezelfde Otto van Nassau trouwde naderhand Sofia van Zutfen, en vereenigde dus Gelderland en Zutfen in één wapen, en onder één beheer, maar niet tot één corpus morale. Zij behielden bijzondere Staten; zij werden met verschillende vaandels verleid. - Zutfen kwam aan Ottoos tweeden zoon Gerlak, die van 't tweede bed was, maar zonder kinderen stierf, en dus aan zijn halven broeder Gerard, uit het eerste bed, zoon van Otto en Adelheide, zijn goed liet. Gelderland en Zutfen waren leenen van 't Duitsche Rijk; doch I. de Veluwe van het Sticht van Utrecht. Een tijd lang van Brabant. Op Otto volgde Gerard, gehuwd met een dochter van onzen Floris II. Op hem Henrik; op hem zijn zoon Gerard II, gehuwd aan Heylwig of Hedwig, dochter van Floris den dikken, Graaf van Holland; op dezen zijn zoon Hendrik, uit het huwelijk met Ermgard van Zutphen; op Hendrik, Otto II, zijn zoon. Op Otto II, Gerard III, wiens zuster sommigen gemalin van Willem I van Holland maken. Op hem Otto III; Op dien Reinout I; en Op dezen Reinout II. Reinout de II van Nassau, Graaf van Gelder en Zutfen, verkreeg in 't jaar 1339 van Keizer Lodewijk van | |
[pagina 239]
| |
Beieren 't recht van zitting onder de Vorsten en Hertogen des Duitschen Rijks; maar niet die macht welke oudtijds door den Hertogs-tijtel werd uitgedrukt; als bij voorb. oorspronklijk bij een Hertog van Oostenrijk - van Beieren - bezeten werd. Echter voegde hij bij den tijtel, 't recht van bij Rijksvergaderingen den Keizer te kleeden, en de kroon te dragen, ook hem op te zetten, en weêr af te nemen. Ook de 4 Erf-hofampten, naamlijk: Erf-Hofmeester, Erf-Maarschalk, Erf-Schenker, Erf-Kamerheer. En het recht van goud te munten ‘zoo als de Aartsbisschop van Keulen; de Hertog van Brabant, en de Graven van Holland en Henegouwen.’ Waarom Keizer Lodewijk dit deed? - Hij stond slecht met den Paus, en wilde zich daarom de Graven en Vorsten van 't Rijk te vriend maken. Hij bood het meer anderen aan. De Graaf van Holland weigerde 't. Hij stierf in 1343, en liet twee zoons na, de laatste Hertogen van Gelder uit dit huis: Reinoud III en Eduard I, volle broeders, geboren uit een dochter van Eduard II van Engeland, wier onderlinge haat twee partijen verwekte. Reinoud was zwak van verstand: Eduard woest en geweldig. Deze partijen waren die van de Heekerens en Bronkhorsten; en kwamen op na doode van Reinout II. Reinout III volgde zijn vader op, en begunstigde de Heekerens uitermate, en met minachting van de Bronkhorsten. Deze zetten Eduard op. Hieruit een oorlog in 't land. Reinout wordt in 1361 in een veldslag bij Tiel gevangen, en Eduard wordt Hertog, de oorlog en twist duurde echter voort. Zij stierven kinderloos. II. Na hun dood in 1371 wilden de Heekerens de oudste zuster Mechteld, die aan den Graaf van Blois | |
[pagina 240]
| |
gehuwd was, tot opvolgster; de Bronkhorsten den jonger zusters zoon, op wien de leenen in der daad verstierven. Deze jonger zuster was Maria, gehuwd aan den Hertog van Gulik. Die zoon Willem I, toen nog minderjarig, werd door Keizer Karel IV beleend in 1372, en in 1379 gehuldigd. Hij stierf kinderloos in 1402; En even zoo zijn broeder Reinout IV in 1423: - wiens oorlog met Graaf Willem VI van Holland, waar bij de Heerlijkheid Arkel aan Holland kwam en bleef. Hieruit ontstond een groot geschil over de opvolging tusschen Adolf van Bergen en Gulik, en Aarnout van Egmond, die een kleinzoon was van de zuster der twee laatste Hertogen. Hun beider zuster Johanna was gehuwd aan Jan van Arkel, en uit dit huwlijk was Maria van Arkel, die gehuwd was aan Jan van Egmond, Aarnouts vader. De Bronkhorsten begunstigden en erkenden hem dadelijk. Adolf van Bergen grondde zijn aanspraak op een vrij verderen graad; maar mannelijke verwantschap. En de vraag was hier weêr over den aart van het leen. Adolfs oudovergrootvader was broeder van Willem III van Gulik; die oudovergrootvader was van de overleden broeders Willem en Reinout. Hij bestond hun dus in den 10den graad: maar de Keizers, Sigismund, en na hem Fredrik III, na veel dobberens achtten het leen vervallen en begunstigden zijn mededinger. III. Aarnout stelde zich in 't bezit; maar werd daarom van Sigismund 1433 in de Acht [Rijksban] gedaan, 't geen echter door Sigismunds dood van geen gevolg was. Fredrik had hem eerst als Hertog van Gelder op den Rijksdag te Frankfort geroepen, in 1442; en geeft naderhand in 1458 het verlei aan Gebhart, den neef van Adolf, die onder dit geschil overleed. Aarnout echter behield land en regeering. | |
[pagina 241]
| |
Aarnout regeerde 44 jaar, en leefde zijn' zoon Adolf (een woestaart) te lang: deze overviel hem, brak in zijn slaapkamer, lichtte hem uit het bed, voerde hem bij winternacht uit het oog, naar Buren, en sloot hem op in een enge gevangenis in 1465, op aandrijven van zijn snood wijf Katharina, dochter van den Gulikschen Graaf. Aarnout werd echter na zes jaren tijds, en vruchtlooze tusschenkomst van Keizer en Paus, door Karel den Stoute (zijn Neef, en ook Neef van Gebhart) bevrijd: maar de Gelderschen wilden hem niet weêr aannemen tot Heer; en hij gaf toen aan Karel zijn Hertogdom voor 92000 Rhijnsche guldens in pand, met voorbehoud echter van 't vruchtgenot, en stelde hem erfgenaam met ontërving van zijn onnatuurlijken zoon, kort na 't welk hij in 1473 stierf. Karel, die Adolf (altijd weerspannig aan zijn vader, en toeleggende om zich met de Franschen te verbinden) in gevangenis hield, maakte zich terstond meester van 't land; na dat Nijmegen langen tijd wederstaan had, ten behoeve van het zesjarig kind van Adolf; maar het eindelijk opgeven moest, en de twee kinderen van Adolf Karel en Filippa in zijn macht laten, die hij naar Gent voerde en daar op deed voeden. Voorts kocht hij de aanspraak, die Gebhart van Gulik op 't hertogdom maakte, voor eene groote som gelds af; en verkreeg van den Keizer Frederik III, (die zijn zoon met Karels dochter wenschte te verbinden en dus de machtige staten van 't Huis van Burgondie op zijn stam te brengen, als naderhand Maximiliaan gelukte) zeer licht het verlei van dit Rijksleen; welk verlei met de grootste statie op de markt te Trier, met de beide vaandels der Landschappen geschiedde. Hij bleef 1477 in den slag van Nancy en Adolf werd op vrije voeten gesteld, maar kwam het- | |
[pagina 242]
| |
zelfde jaar nog om in een gevecht tegen de Franschen. Adolfs zuster Katharina trachtte voor 't belang zijner kinderen te zorgen; maar dezelfde Frederik gaf Gelderland en Zutfen aan Maximiliaan en Maria van Borgondien, als erfgenamen van Karel den Stoute. Maximiliaan dwong haar welhaast tot een verdrag, en de Gelderschen tot onderwerping aan zijn overmagt. Karel van Egmond, die zoon van Adolf, wiens rechten de stad Nijmegen van den aanvang af verdedigd had, verzette zich welhaast tegen de ontërving, die hem schuldeloos trof. Deze brave en recht ridderlijke jongeling, door 't geleden ongelijk, en daar bij gekomen opzetting van Frankrijk, gezworen vijand van 't huis van Burgondien, herwon zijn land in 1492, deels door de wapenkracht, deels door 's volks genegenheid; maar was daar door in onophoudelijke oorlogen met Maximiliaan en zijne opvolgers verwikkeld. - Hij hield zich in dat alles staande, was een geducht vijand, ook den Hollanderen, die hem echter achting toedroegen, beroerde Overijssel, het Sticht, Groningen; gaf zijn tegenstanders de handen altijd vol werk, en bracht het ten laatste zoo verr', dat na genoegzaam 40 jaar oorlogs, Karel V in 1536 een tractaat met hem sloot, waarbij hij en zijn kinderen (zoo hij er nalaten mocht) in het bezit gevestigd wierden, maar Karel V hem in geval van kinderloos overlijden opvolgen moest. Hij overleed kinderloos in 1538 en (ondanks den afkeer der Gelderschen van het huis van Burgondie, die hem bewogen hadden om tegen het aangegane verdrag den Hertog van Gulik en Kleef tot zijn opvolger te noemen), de gelukkige Karel V voegde dit bij de overige Hertogdommen en Graafschappen die hij bezat. Alleen de gemelde Hertog van Gulik en Kleef, door dezen laatsten wil en de toegenegenheid van de | |
[pagina 243]
| |
Landzaten bewogen, en daarbij door François I (Karels persoonlijke vijand) op zijn' Fransch opgestookt en aangezet, maar welhaast verlaten en verraden, verzette zich daar tegen (ongeächt den afstand van zijnen voorzaat en oom Gebhart, die door Karel den Stouten was afgekocht) niet alleen op den Duitschen Rijksdag, maar ook vooral met de wapenen, waar in hij eerst vrij gelukkig was, 's Keizers benden geslagen hebbende. Doch als Karel, die men meende in den Algierschen tocht omgekomen te zijn, eensklaps opdaagde, en straks hem 't geheele Kleefsland ontweldigde, viel hij na eenige vruchtelooze pogingen, in 1543, Keizer Karel te Venlo te voet, en deed afstand van alle aanspraak; en daar volgde een verdrag op dat deze hem voorschreef, en in het volgend jaar op den Rijksdag te Spiers werd bevestigd; ook werden er toen concordaten (zoo men 't noemde) aangegaan, die steeds in kracht zijn gebleven; waar door, ten aanmerklijken voordeele van beide Landen, Kleef nader aan Gelderland verbonden wierd. 's Hertogs gemalin Maria stierf van spijt over deze vernedering waaraan haar gemaal zich onderwierp. Hij trad naderhand in tweede huwelijk met de dochter van den Roomsch Koning Ferdinand, Karel des V broeder; na verloofd te zijn geweest aan Joanna van Navarre, die moeder van Hendrik IV werd. V. Pontan. ad ann. 1543, pag. 833. Karel verbond zijne twee nieuw verkregene staten, Gelderland en Zutfen, nu onafscheidelijk bij een bijzonder Charter hun in 1544 gegeven. |
|