Geschiedenis des vaderlands. Deel 1
(1832)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijGedaante van 't Land.Afneming van den zeekant. (Zie oudhoff, van de Watervloeden).
1. 't Kanaal strekte zich Noordlijk langs onze kusten. Cezar stak uit Vlaanderen in zee naar Engeland over met zijn Leger. Hij noemt de plaats waar hij afvoer Portus Iccius. Dit moet geweest zijn, tusschen Sluis en Duinkerken. | |||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||
Van daar hij regelrecht naar Kent reisde. Zie vaarnewijk. In 't begin der 16e eeuw getuigden de oude lieden nog, dat daar een haven geweest was, die Ide heetGa naar voetnoot1, maar over de 4 mijlen van 't toenmalig strand in zee verzwolgen lag. Men zag ook van 't voormalig strand de kusten van Kent duidelijk, als die van Dovers aan den Franschen walGa naar voetnoot2. Ja men rekende toen de afstand van onze kust tot Engeland op 6 uren gaans.
2. Zeeland bestond niet in zoo veel eilanden als thands. 't Was van Vlaanderen alleen afgescheiden door een klein riviertjen de Liere. Zie de kaart in smallegange's Kronijk van Zeeland.
3. Geweldige overstroomingen hebben van Westen en Noorden het land afgeknaagd. Van daar al de eilanden en Wadden in 't Noorden, die eerst doorgaande kust en vast land waren. Vlaanderen heeft geweldig geleden, ook Zeeland, in uitgestrektheid. Dus is Riemerswale in (Zeeland) Zuid-Beveland, met nog 20 dorpen verloren gegaan. Noord-Beveland verloor in 1530, 12,000 gemeten lands, (oorbaar land). 't Ruime water van de Hont is ontstaan in 1377, toen er 17 dorpen of liever landstreken (pagi) van Vlaanderen verzonken zijn.
4. De oudste overstrooming van de zee waarvan gewaagd wordt is de Cimbrische vloed, 100 jaar voor onze tijdrekening. Van leeuwen Batavia illustrata. | |||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||
Deze is zeer onzeker. Maar zeker is er eene overstrooming (wanneer dan ook) geweest uit het Noorden. In later tijd was aanmerklijkst die, door welke de bosschen omgeworpen en de gronden verzonken zijn, waardoor de Zuiderzee zoo vergroot is, in 1220. Een Romeinsche weg, van Friesland naar Noord-Holland ging daardoor, die nu 15 voet onder water ligt. Die waar door Groningerland, voor bijna de helft van 't geen het was, door de inbraak van den Dollaart in 1277 vezwolgen is. Die door welke Zeeland gescheurd; en die waardoor op ééne nacht de verdronken Zuidhollandsche Waart met den Biesbosch ontstaan is, 1421.
5. Daartegen is het water ook verloopen. - Dus is het, als huydecooper aanmerkt, thands land, waar de groote zeeslag voorviel tusschen de Hollanders met de Franschen vereenigd, en de Vlamingen in 1303; zoo is de Bornisse bij 't Land van Voorne, niet meer dat water dat oudtijds galeien en krijgsschepen toeliet en den naam aan heel Zeeland gaf. Tussche Bornesse en Hendenesse (ook Heidyn-ese: 't verschil is in de uitspraak). NB. Bornesse is voorn-nesse (ook Maasmonde bij ons. Zie huydecooper op m. stoke III, p. 301). 't Dorp Hendenesse was op 't vaste land ten Zuiden van Zuid-Beveland; en dit ook de naam van dat water, waaraan 't ligt. Hende, is cis [herwaard] Voorn, is verre d.i. ultra. Beide gezegd met opzicht tot Zeeland, en wel bij de Vlamingen. Nesse, bocht, ook diepte. | |||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||
Dus ligt Zeeland tusschen de twee diepten in: de Verre- en Hende-Nesse. Die naam van Bornesse is verloren, toen men dat breede water, eertijds de Hel, de Maas noemde, en de bocht van den stroom Bornesse bleef heeten, die allengs verzandde. Alting c.s. zoeken Heidenzee ten Noorden van Zeeland. Gelijk de Vlamingen Zeeland bepaalden tusschen Bornesse en Hedenesse, zoo bepaalde Koning Willem het ‘tusschen Maasmunde en Heidensee.’ Keur van Middelb. 1253. Hont kan licht van hende zijn verbasterd, en de gracht van Otto gelegenheid gegeven hebben tot de instorting der zee. En in 't algemeen versmallen onze rivieren, en worden onvaarbaar, en de havens verderven.
Gesteldheid van Holland voor de bedijking. Terpen, dorpen, turven. Bedijking; (Westkappelsche dijk, 890 roeden lang; breed 32½; hoog 25). - Gevolgd van graften ten afleiding. Yssel. Rhijn. Vliet. Drusus, Corbulo. de Lek. Verloop der rivieren. Oude loop van den Rhijn. Binnen meeren: drooggemaakt. Waarden. Waart. Warder. Vergrooting der vereende oude, Spiering, Haarlemer en Leydsche meeren, die in 1531 slechts 6600 morgen en nu ruim 29,000 morgen bevatten. 't Fliemeer of Fleo (Lat. flevo d.i. Flewo). In Noord-Holland omtrent 80 meeren, inhoudende 325,000 morgen. | |||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||
Men moet ons Land beschouwen, als verdeeld in ouwen, dat is oorbaar land; en dat, vale ouwe of Heî, en betouwe, of bruikland. Meer-land: broek-land: duin-land. Tweederlei duinen: binnen- of vaste-, en buiten- of stuifduinen.
De minder [beroemde] namen zijn bij ons Sturii: genaamd naar de stieren, die zich in 't bosch ophieldenGa naar voetnoot2. | |||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||
De Tungri vinden wij in Tongeren. Maar deze naam bestaat in Braband, in Namen, in Henegouwen, in 't Keulsche, op vele wijze en met vele staarten. Zie pontus heuterus p. 28. Menapii in Gennep, Genappe: Bij dit alles moet in aanmerking genomen worden, dat de grenzen tusschen de volken van deze Landstreken nooit gevestigd zijn geweest. Van daar dat men in Braband Tessenderlo vindt, schoon wij de Tassanders in Zeeland plaatsen. Waarom men uit den naam van bijzondere plaatsen of plaatsjens niet besluiten kan. Geen volk maakte een inval op een anders grond, of het liet er wel eenige die zich daar met de Natie vereenigden: en zoo heeft men reden gegeven van den namen Katwijk, Noordwijk, Herulheim, etc. Zoo kan Henegouwen Hunneland zijn; van de Hunnen die met Attila (d.i. Adel) daar doorgedrongen zijn - en ook daar leidt pontus heuterus de Tungri van af! - Zoo zou men de Kenmers van de Cimmerii kunnen afleiden, en wat niet al. - En veelal bedriegt dit. Katwijk en Noordwijk hebben hun naam naar verschillende soorten van schepen; die men naar de wijze van die volken bouwde. Dus | |||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||
nog Schoners, Galeassen, Kotters etc. Zoo de Romeinen Liburni (NB. Livorno)Ga naar voetnoot1. De Kaninefaten bij pontus heuterus de Kennemerlanders. Hadrianus junius heeft dit reeds weêrlegd. Daarom verkiest hij Konijnefrettors d.i. eters. (en Usipeters, Ulst-eters, p. 57). De Chauoi, die aan de kouste zij wonen. Noordelijk van de Batavieren. Frisiabones; Friesche boeren. Waarom niet Friesbewoners? De Grinni woonden nabij de Veluwe. (pontus heuterus p. 42). 't Blijkt aan 't liggen der Legioenen. Echter wil men dat het Groeningers zijn! De Tonchteri, Drente. Gelderland schijnt den ouden naam van de Kelten behouden te hebben. Gelder is Kelter-stad of burcht. Gelduba bij Tacitus.
Kelten, Gallen, Walen, Welchen, Galics, is 't zelfde. Calidonien is galie duinen. Kelt, of gal, is wit. Kenmerk der Hyperboreërs, wier overwicht boven de Zuidelijke Europeërs groot was. | |||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||
Ophef der Grieken van hun. Schot en Schijt één woord; zwerver, van ouds. 't Noorden onderscheidde zich van ouds in twee Natien. Vastwonende, De Eersten bevolkten Scandinavien; genaamd van Schanen, nu Schonen. De tweede, waren de Schijten en hun stammen. De Eersten waren verr' in de Mineralogie etc. en deze waren de Hyperboreërs, waar van Landbouw, De Tweeden, leefden van melk en paardenvleesch. en uit dezen Anacharsis, Twist over de oudheid der volken, hij justinus [II. 1.]. De meerdere oudheid der Noordsche volken, gegrond. 1o. Op de natuur der zaak: en stand van den aardbol. 2o. Op de getuigenissen der volken: 3o. Op 't minder verval van 't oorspronkelijke Maar die oude Noorder volken verdwenen door physique Revolutien, in de atmosfeer,
| |||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||
De twee volken. Holland, Gelderland. Holland - Zeeland - Friesland - Utrecht Holland bestaat onder dien naam sedert 848. Zeeland is door ons op de Vlamingen veroverd, en de Graaf van Holland is ipso jure Graaf van ZeelandGa naar voetnoot1. Friesland desgelijks - en de Graaf van Holland is ipso jure Heer van Friesland. Waarom niet Graaf? Om dat in Friesland geen leen is. Utrecht is Aud-trecht (sommigen Wilt-drecht). Bij ammian. marcellinus heet het Utricesium. L. 18 init. Bisdom, aan 't welk een deel van Teisterbant is geëigend; en dat verdeeld wordt in 't Sticht en Oversticht. 't Sticht is de zoogenaamde Provintie van Utrecht. 't Oversticht, 't geen aan de andere zijde van de Veluwe ligt Over-Yssel, Drente, Twente en Groningerland. En tractatu juris gentium is de Graaf van Holland ipso jure Heer van Utrecht etc. Op dezen grond wilde Oldenbarnevelt dat Leycester Maurits Stadhouder van Utrecht zou maken. Zoo dat er slechts twee imperia zijn in de oude Unie. Holland - en Gelderland, waarbij Zutfen op gelijke wijze behoort, als Zeeland, Friesland en Utrecht bij Holland. Maar van waar dan de 7 stemmen in de Unie? | |||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||
In den opstand tegen Filips, ging niemand het recht dan den Vorst of van zijn heerschappij, ter harte. Men zocht zich alleen tegen hem te sterken. Alle de Provincien waren in 's vijands bezit. Die er zich aan onttrok en toeviel, met dien maakte men een verbond: als gelijk met gelijk, t.w. als onderdanen met onderdanen, niet als Souverein van Holland met Souverein van Utrecht, van Zeeland etc. Dat ware niet mooglijk geweest, want die was, en kon of [kan] niet anders zijn dan één persoon. Dus in de Pacifiatie van Gent; in de Nadere Unie van Holland en Zeeland; in de Unie van Utrecht. Had men toen op de Souvereiniteit gedacht, of om zich die welhaast aan te trekken, men had zoo dwaas niet geweest. Inconvenienten daar van: vooral in de Justitie. Maar dat was toen voordeelig voor het moment, en naderhand moest intrigue en geld de zaak zijn, waardoor men een overwicht bekwam. Hiervan ook, dat de Staten der Provintien nooit successeurs van Filips zijn geweest. Want dan waren de Staten van Holland te gelijk de Vorst van Zeeland, van Utrecht, van Overijssel, van Groningen, geweest. Effecten des vroegeren toestands na de Unie: 1o. Holland regeerde in Utrecht, in 1617, 1618. 2o. In 1670 beduchtheid om Holland, Zeeland en Utrecht tot eene Provintie te maken, en de Unie te breken. Het was een staat als van 't afzijn des huiswaards: Waarin de huisbewaarder, het
huis in de stad, | |||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||
meesterschap toeschrijft; - en het geen de kinderen zich laten welgevallen, omdat zij moeten; maar niet zonder te schreeuwen, telkens als het niet gaat zoo zij wenschten. |
|