Geschiedenis des vaderlands. Deel 1
(1832)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 225]
| |
Tot de geschiedenis zelve.Bladz. 21, 22.Oratie van brugmans, bij 't nederleggen van zijn post aan de Academie van Franeker, d. 2 Octob. 1786, de natura soli Frisici exploranda.
‘Dat Friesland, even als andere uit kleigrond bestaande streken door aanspoeling ontstaan is; dat de door den afloop der rivieren en zeën gevormde laag van zand uit den aart der natuurlijke voorwerpen die zij versteend oplevert, de oorden leert kennen van waar deze wateren tot ons zijn afgedaald; dat de boomstammen en struiken in den grond te vinden, en vooral hunne richting, klaarblijkelijk bewijzen dat deze boomen noch door het geweld der wateren noch door ouderdom of ziekte, maar door den verwoestenden N.W. wind omgestort zijn: en eindelijk, dat het onderste gedeelte dier stammen het naast bij de wortel, in kool veranderd is, door het in brand raken van onkruid en distels, zoo als dikwerf in bosschen bij droog en stormend weder gebeurt, en waardoor somtijds een aanmerklijke streek door de langs den grond zich verbreidende vlam verzengt en verbrandt.’ ‘Ieder soort van water voert zijn eigen soort van schelpen met zich; dus leert ons dit welke streken eertijds door de zee, en welke door afloopende rivieren overdekt waren. Hierdoor bepaalde brugmans waar eertijds de Burdo, de Ea, de Lavica stroomden. Onder den kleigrond vindt men een zandige, eertijds grond der zee, die zeevoortbrengsels bevat tot versteening overgegaan. - Maar behalven die vindt men | |
[pagina 226]
| |
ook rotsen en steenen, die uit de Noordelijker streken van Europa tot ons zijn afgezakt. De humus atra is uit eene ontbinding van planten en dieren eertijds daar levende en onder de stroomen bedolven. Hiertoe behooren de veenlanden, die zijn door een bijzondere soort van planten de polytrichus, de Bryum, Hypnum, Sphagnum, en andere meest mosplanten gevormd. ‘De bedijkingen door de natuur-zelve aangewezen, als 't uit zijn kil gezwollen water slibben op de boorden laat.
De Schistus (leisteen) in de Noordelijke landen voorhanden ontbreekt geheel op den Groninger bodem. brugmans meent dat deze steen zeer vergruisbaar zijnde, door den hevigen stroom der afloopende wateren verbroken, verpoeierd, en op den bodem der zee gezakt zij.
De steenen bij ons gevonden zijn niet aan den Franschen grond, maar aan 't Noorden behoorende.
[Deze Oratie is van s.j. brugmans, den zoon: doch men zie ook vooral a. brugmans (Patris), Sermo publicus, de monumentis variarum mutationum, quas Belgii foederati solum aliquando passum fuit, habitus d. 3 Septembris am 1771. In de Verhandelingen (enz.) van het Genootschap pro excolendo Jure Patrio te Groningen, I D. p. 497 sqq.] | |
Bladz. 23, 24.Heda cap. 1. ‘Lekia sive Lecca fuit quasi rivulus a Rheno distillans, capiens originem inter Amerongam et Dorestatum, - a Dorestate secundum oppida SulenburgumGa naar voetnoot1, | |
[pagina 227]
| |
Hagestainum, DianamGa naar voetnoot1, Schoenhoviam, Roterodamum et Brielam currens, derivatur in mare, alveum nomenque recens prae se ferens sub priscis Romanis nondum notum.’ Apparent adhuc veteris Rheni alvei vestigia venientibus ab Ameronga versus Trajectum a plaga orientali et meridionali, ubi et scriptura in saxis et nummis cum capitibus Romanorum Imperatorum, aliaque antiquitatis fragmenta inveniuntur. Ab occidentali vero et septentrionali parte, ubi jam templa Sti. Joannis et Divi Jacobi consistunt idem Rhenus cursum habuit. Nam recens fama est de portu sive statione (quam Kinekonshaven vulgus appellat) illic constituta, ubi et pali et anchorae caeteraque navalia armamenta sub terra a fossoribus reperiuntur.’ |
|