De dichtwerken van Bilderdijk. Supplement. De mensch en de dichter Willem Bilderdijk
(1859)–Willem Bilderdijk, Isaäc da Costa– AuteursrechtvrijEene bijdrage tot de kennis van zijn leven, karakter en geschriften
[pagina V]
| |
Aan Mevrouw A.W. Gerlacius, geb. van Iddekinge.Als zy my de afbeelding van heur overleden Vader (den grooten Staatsman) door haar geschilderd vertoond hadGa naar voetnoot*Een balling, afgescheurd van Vaderland en Magen,
Vermeet zich, eedle Vrouw, door uw onthaal verstout,
Van uw begaafde hand een gunstbewijs te vragen,
Hem eindloos meerder waard dan blinkend stavengoud.
Zijn bede is groot, Mevrouw! Gy, zult gy 't hem vergeven,
Wanneer zy 't wettig perk geheel te buiten gaat?
Hy zag door uw penseel uw grooten vader leven,
Den Staatsman, Nassaus steun, en Neêrlands toeverlaat.
Ach! kon hy 't kunststuk zien en de achtbre wezenstrekken,
Zoo dierbaar aan een hart, van ware deugd doorgloed,
En zonder in zijn borst gevoelens op te wekken,
Die elk, wie braafheid aâmt, voor 's mans verdiensten voedt?
Neen, schoon zijn vrije wensch uw heuschheid schijnt te kwetsen
Heeft uw verheven kunst dit waardig hoofd herteeld,
Gun, dat mijn ruwer hand uw kunstwerk na moog schetsen;
En dat ze een beeldtnis neem van dit geheiligd beeld.
|
|