De dichtwerken van Bilderdijk. Supplement. De mensch en de dichter Willem Bilderdijk
(1859)–Willem Bilderdijk, Isaäc da Costa– AuteursrechtvrijEene bijdrage tot de kennis van zijn leven, karakter en geschriften
[Uitvaart]Dat van de ter aard bestelling van den grooten Dichter met geenerlei hulde gelijkende zelfs in de verte naar die, welke eenige maanden later bewezen werd aan Goethe te Weimar, van Regeeringswege is kennis genomen, mag, na het hier aangeteekende van de algemeenheid zijner ongunst in het Noord-Nederlandsche Vaderland | |
[pagina 357]
| |
niemand verwonderen. Ook van wege Stadsregeering of Provinciaal Bestuur weten wy niet dat eenig openbaar blijk van deelneming by die gelegenheid gegeven is. Talrijk was intusschen de opkomst van Haarlems ingezetenen, die de naaste betrekkingen en vrienden verzelden en bijstonden in de laatste vereering van het tot den dag der opstanding aan het stof wedergegeven stof. Van alles wat op dien dag in het grootsche Kerkgebouw by of in de nabijheid van het dichterlijke graf, voorgevallen, gesproken, uitgeboezemd is, heeft wellicht niets een zoo diepen en lang nagebleven indruk gemaakt, als de tonen van het wereldberoemde orgel, dat de lijkstoet verwelkomde en begeleidde met de zangwijs van den Psalm, die zoo by uitnemendheid het streven en sterven van den Gezaligde uitdrukte: 't Hijgend hart, de jacht ontkomen,
Schreeuwt niet sterker naar 't genot
Van de frissche waterstroomen,
Dan mijn ziel verlangt naar God.
Ja mijn ziel dorst naar den Heer.
God des levens! ach wanneer
Zal ik naadren voor Uw oogen,
In Uw huis Uw naam verhoogen?
Een te rug blik op den levensloop, op de geschiedenis van den veelsoortigen arbeid van Willem Bil- | |
[pagina 358]
| |
aant.derdijk zou thands den wezenlijken Biograaf moeten leiden tot eene beschouwing van wat de Dichter ook in onderscheidene andere vakken van Kunst en Wetenschap geweest is en geleverd heeft. Wy matigden ons dien titel, dat opzet, niet aan, tot welks vervulling een wijder omvang, een breeder bestek vereischt, althands geeischt, schijnt te worden. Onze beschouwing bepaalde zich by dien van den Mensch en den Dichter. Maar veel zou er anders nog te vermelden en te bespreken zijn van zijne theoretische gemeenzaamheid niet slechts, maar ook praktische vertrouwdheid met Rechtsgeleerdheid, met Rechtsgeleerde zoo wel als Letterkundige Kritiek, waarvan hy, onder anderen, behalve in de Observationes et Emendationes, in zijne tweemaal (1808 en 1829) uitgegeven Epistola de Collatione Legum Mosaïcarum et Romanarum eene openbare proeve gaf, mitsgaders nog een andere in een onuitgegeven arbeid, aan Manilius Astronomicon besteed |
|