De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 15
(1859)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijInhoud:Opdracht. - Orde. - God. - 't Gebed. - Jezus intrede te Jerusalem. - Christen Paaschzang. - Simeon. - Bethlehem. - 't Veld van Waterlo. - Napoleon, Lierzang. - Avondstond. - Het verloren Paradijs. - Het thands afgeloopene Najaar. - Volksboete. - Hollands hartenbede. - De Dichter. - De Jordaan. - Rusland. - Op een Kerkhof in Duitsehland. - Overdenking by verademing. - 's Menschen eigendom op aard. - De Parel. - Des kranken nachtleger. - Rust. - Poezy. - Op een bulderenden zoogenaamden Lierzang. - Eeuw. - Geluk. - Zangcoupletten. - Opwaart. - Mededeelzaamheid. - Ouderdom. - Oorspronklijkheid. - Aan den Krekel, by 't winteren. - Aan den Nachtegaal. - Lichaams verval. - Scheepvaart. - Wetenschap. - Eigen kracht. - Begeerte. - Hooimaand. - 't Aardsche schijnschoon. - Arion. - Licht en schaduw. - Blijmoedigheid. - Kinderen. - Gade en kroost. - Gaven. - Berusting. | |
[pagina 246]
| |
Voorbericht.Vermaking, 't echte Neêrduitsche woord voor het afgeknotte Romeinsche Legaat, zal (hoop ik) niet voor Vermaak genomen worden. By veege Grijsheid, zich-zelve lastig, is weinig vermaaklijks te vinden, en ook in vroeger tijd was het mijne stemming van geest niet zeer eigen, en in mijnen levensloop zelden gepast. Men zij dus gewaarschouwd, den tytel dezes Dichtbundels (zoo hy door zichzelven den beschouwer niet klaar genoeg zijn mocht,) niet verkeerdelijk op te vatten. - Dit strekke hier ter voorkoming van een misverstand dat in dezen Onhollandschen tijd wellicht plaats kon grijpen, en daarby ontfange men het Vaarwel, dat ik vrienden en vijanden uit grond van mijn hart toeroepe!
1828. |
|