De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 414]
| |
Gijsbert Japik.Ga naar voetnoot*De Wareld, duivelsch van natuur,
Of liever, van natuur vervallen,
Verwarelt nog van uur tot uur,
En wordt meer duivelsch op den duur,
En ieder kraauwt zijn zeer met schurkend vreugdeschallen.
Eens Kaïns vloekbre broederslacht
Wordt tot een heldenstuk van riddermoed en kracht;
't Geweld eens Nimrods wordt de grondslag van de macht;
Een Nabal is de man die 't zijne neemt in acht;
Eens Achans diefstal kwetst geen kieschheid van geweten,
Ja Absalons gevloekt vermeten
In moedwils vuile lust zijn' stiefmoêrs aangedaan,
Mag voor een aartigheid, een dartlend grapjen gaan.
ô Wareld, tot in alle dingen
Verduiveld! 'k zag u binnen kort
De onpeilbre poel der doemelingen,
Onred-, onkeerbaar ingestort,
Waar 't niet, dat enkle Godverloofden,
Doorzaalgen, van omhoog verlicht,
Getrouw aan waarheid, hart, en plicht,
U 't gruuwzaam Hellejuk, u-zelv ten spijt, ontroofden,
En drongen op den weg tot zelfbehoud gericht.
ô Dat gy, wie uw welvaart zocht
Slechts niet met wrevel hooren mocht!
|
|