De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijGetytelde tytels.Ga naar voetnoot*Dat men verzen schrijft waar alles, buiten rijm en maat, in faalt,
't Is dat kennis, geest, en oordeel in de zelfmin zijn verdwaald.
't Is vergeeflijke eigenliefde, voor heur dwaasheid immer blind,
Zich uit onverstand verstrikkend in het warnet dat zy spint.
Maar dat m'aan die dommigheden glorietytels zet te pronk,
Dit 's eens konings gunst bespotten die of rang of tytel schonk.
Vorsten, ach wat strooit gy tytels, riddernamen, lint en goud;
't Heft den Dichter niet tot hooger, 't maakt slechts kreuplerijmers stout.
Laat de Dichtkunst aan zich-zelve: ze is door zich al 't geen ze ooit wordt;
Wie zich inbeeldt ze op te heffen, doet heur waardigheid te kort.
Praalt een tytelblad met tytels, och, dan ben ik reeds gewis,
Dat de Autheur een windbejager, maar geen ware Dichter is.
1828.
|
|