De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 351]
| |
Ontwikkeling.Ga naar voetnoot*Al wat des kunstnaars hand uit hout of marmer teelt,
Ligt eer hy 't beitelt reeds in 't vormloos blok besloten;
En 't vormen door 't ponsoen, van 't meest aanloklijk beeld
Is niets dan 't van de stof die 't overstelpt, ontblooten.
Zoo, Dichter, is 't met U. Geen bygebracht sieraad
Bewijst den waren Geest met stout in 't wild te zweven;
't Ontwikklen uit de stof waarmeê gy zwanger gaat,
Dit 's wijsheid, dit 's de kunst, die 't doode blok doet leven.
Maar gy, verstaat gy dit, ô Eeuw van enkel waan,
Die wat gy grijpt, verminkt in 't dwaas en schaamtloos pronken;
Die klanken zonder ziel voor wijsheid door doet gaan,
En 't kittlen van uw trots voor gloed van hemelvonken!
Wier schaamtloos laffe taal in 't hart geen oorsprong heeft,
Maar in 't verwilderd brein, door valsch gerel aan 't walen,
En dartlend in de lof die ge aan elkander geeft,
Uw slaaprig piepen keurt voor zang van nachtegalen!
|
|