De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 106]
| |
Onzijdigheid.Ga naar voetnoot*Wy waren graag neutraal, gelijk 't de wareld noemt,
Maar dat is slechts de zaak verbloemd.
Daar helpt geen wispelturig praten;
God moet men, of de wareld haten.
Huygens.
ô 't Is een heerlijk woord, dat woord van onpartijdig.
Maar weet ge ook, wat het zegt, en waar het in bestaat?
Het is met de eerlijkheid, met God en plichten strijdig;
Een masker, door 't belang gehangen voor 't gelaat;
Een kleed, uit lafheid, traag- en valschheid saamgeweven,
Uit zelfzucht naar den stijl der modewet geplooid,
Waarop men stout en fier zich airs vermeet te geven,
En waar m' als staatsiekleed het schurfde lijf meê tooit.
Ja, Solon, gy hadt recht: Waar ooit verdeeldheên woeden,
Is 't misdaad, tusschen beide en op zich-zelf te staan;
't Is gluipen; 't is 't verderf, het is den kanker voeden,
En God en Vaderland en eer en plicht verraân.
Aan de eene zij' is God, is Waarheid, Recht, Geweten;
En ge aarzelt, booswicht, wat gy voorstaat of weêrstreeft?
Ten gruwelpoel gesleept aan 's Duivels slavenketen,
Of, vrij voor 't oog van Hem door wien gy zijt en leeft?
Maar neen, gy wilt noch God noch Duivel toebehooren,
U-zelf genoeg zijn, hier, in 't weeldrig aardsch genot? -
Zoo zijt ge in 't valsche hart met d' afgrond saamgezworen,
En snoodaarts, wacht den vloek van dien ge in 't hart bespot!
1825.
|
|