De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 14
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 19]
| |
Eerezuilen.Ga naar voetnoot*- Monumentum aere perennius,
Regalique situ Pyramidum altius.
Horatius.
Een eerzuil hechter dan metaal,
En hooger dan de Pyramieden
Die aan de wolk heur spitsen bieden;
Die regen, wind, noch zonnestraal,
Noch tijdreeks, ooit om verr' zal stooten;
Ik gun u dien, mijn Kunstgenooten,
Zoo goed als kaak of geesselpaal.
Maar dat het laf en dom gebroed
Dat thands den naam voert van Poëeten
(Gezond verstand en taal vergeten,)
Naar paarlen in den misthoop wroet,
En dan malkander wil verplichten
Met zuilen in hun hart te stichten,
Dat stuit my, zoo ik 't zeggen moet.
Een eerzuil, in het hart gesteld!
Een Eerzuil, die de wolk moet trotsen, -
Bestendig als onwrikbre rotsen, -
Zoo groot pas als een bakerspeld!
ô Wat een prachtige vertooning,
Wel waardig een Egyptisch Koning,
Zoo 't hart hun niet de keel ontzwelt!
| |
[pagina 20]
| |
't Is waar, zy blazen wonder fel,
En weten 't lijf er naar te zetten,
Als 't aankomt op wat loftrompetten:
Hun longen maken 't overwel!
Maar 't hart...? Och, 't mag wat rooks verslikken,
Een peperkorntjen deed het stikken,
Een druifkorl zat er in den knel.
Nu! Of gy 't rekt of openspart
Met blazen, proesten, poffen, brommen;
Al sticht ge er zuilen of kolommen
Voor ieder uws gelijken Bard;
Ik zal het aanzien zonder pruilen:
Ik wil Paleis noch Eerezuilen,
Ja zelfs geen plaatsjen, in uw hart.
1824.
|
|