De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13
(1859)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijStorm.Ga naar voetnoot*Interfusa uiteutes
Vites aequora Cycladas.
Horat.
Wat voeren nieuwe en hooger vloeden
ô Staatshulk, u te rug in zee!
Wat doet ge? Zoek, ô zoek de ree'.
Een zwangre bui van tegenspoeden
Rukt aan. Uw roerpen schokt en schudt,
Door duizend handen aangegrepen;
Uw Stuurman zit, in 't hart benepen,
Belegerd, raadloos in de hut.
De stormwind die de lucht doet schateren,
Verkracht den helmstok, buigt de mast;
| |
[pagina 440]
| |
De raas en stengen lijden last,
En want en luik en berders klateren;
De kiel, aan 't werken, wringt en kraakt;
En zeil- en touwwerk rijt aan flarden;
Geen middel meer om 't uit te harden
Daar zee en lucht verwoesting braakt!
Wat trotst ge op beeldwerk, fraai gehouwen?
Al spalkt uw boegleeuw oog en tand,
De golven geeslen u naar 't strand,
En spotten met een dwaas vertrouwen
Op namen die de spiegel draagt!
ô Wrak gestel van eiken planken,
Wat stiert gy tusschen rots en banken
Waar op u 't Weêr te barsten jaagt?
ô Kostbre romp, ô rijke lading!
Ach! stondt gy 't razend onweêr door!
Maar meir noch afgrond kent verzading,
En stelt des Zeemans kunst te loor.
Dan mag geen ankerkabel baten;
Geen vlijt, geen winden meer, dat redt!
Van uitzicht, moed, en kracht verlaten,
Geen toevlucht dan in 't Noodgebed!
1824.
|
|