De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 258] [p. 258] Liefde. (Uit het Perzisch van Hafez.)Ga naar voetnoot* Kom, Hemelschenker, reik den vollen beker rond! De liefde klopt aan 't hart, maar roert niet tot den grond. De muskus mag zijn geur door vacht en leder spreiden, De lucht verzwakt zijn kracht, alleen door ze uit te breiden. Pleng wijn op 't dischtapeet, Haar heilig vuur ter eer? Voor die geen Liefde kent, is God noch Hemel meer! Wat rust, wat leven toch, daar uur aan uur ons wekken, En 't klokjen telkens klept: Omgord u tot vertrekken! Waar, altijd beidende op één onverbidbren slag, Geen boezem aan 't genot zich overgeven mag! Hier, afgrond aan mijn zij', daar, 't zwalpen van de baren, - Wie leert me, in duistre nacht, het middelpad bewaren? Mijn eigenzin, gevolgd, bedekt mijn naam met smaad En brandmerkt me in 't Heelal, als wars van wijzer raad. ô Hafez, zoekt ge een God, en houdt ge uw heil in waarde, Vlieg met uw hart tot Hem, en zeg vaarwel aan de aarde! nbsp; 1820. voetnoot* Sprokkelingen, 90. Vorige Volgende