De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13
(1859)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijEens konings klacht.Ga naar voetnoot*'t Is die band met gouden punten,
Om mijn voorhoofd vastgehaakt,
't Is die staf dan in mijn handen,
Die my tot een Koning maakt!
't Is 't genot niet van mijn aanzijn,
't Innige gevoel van 't hart,
Dat zich toelacht als gelukkig,
En verheven boven smart.
'k Moet voor andren zwoegen, lijden;
Zuchten smooren in de borst;
En, dat dwazen my benijden,
Maakt al 't voorrecht van den Vorst.
| |
[pagina 240]
| |
'k Mag geen volk gelukkig maken
Dat zich in mijn hoede stelt:
Want men heeft in koopren ketens
Dees mijn handen vastgekneld.
'k Moet het immer uit zien putten,
In verdrukking kwijnen zien:
't Hangt aan my niet, maar hun beulen,
Of ik hulp in 't leed zal biên.
't Hangt aan nijdige Geburen,
Dat ik vaderlijk regeer;
'k Moet van hun den vloek verdienen,
Voor wier heil ik my verteer!
'k Moet my voor hun klacht versteenen,
Hoe my hart en roeping drijft;
De onderdrukking klem te leenen,
Is, het geen my overblijft.
Dit heet koning zijn, ô Hemel!
ô Verlos my van die pijn;
Maak my niets, of waarlijk Koning,
En ik zal gelukkig zijn.
* * *
Ja, Gustaaf, dus mocht gy klagen;
Maar de Hemel schonk u moed.
Vrij mocht gy den scepter dragen,
Doch - betaalde 't met uw bloed.
1818.
|
|