De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 214]
| |
Schoonheid, rijkdom, wijsheid.Ga naar voetnoot*ô Schoonheid, hemelbeeld, en edelst goed op aard!
Wie vleit en roemt u niet als meer dan alles waard?
Gy overwint de Deugd, den Rijkdom, en de Wijsheid,
En heerscht op prille jeugd en witbesneeuwde grijshèid.
Maar ach! wat zijt ge? - Een bloem, verwelkt in eene nacht,
Die de avond heeft vereerd, de morgenstond veracht.
* * *
Wat, Rijkdom, is uw lust? Wat heet het, u genieten?
Opstaapling van den schat is meerdring van verdrieten.
Zwoeg, stervling, om uw brood in 't ploeggareel der plicht;
Geen rijkaart vindt op 't dons zijn zorgen minder licht.
't Vergaadren viel hem zwaar; nog zwaarder is 't bewaren:
In onlust spilt men 't goud; en arbeid is 't, te sparen.
* * *
En gy, ô Wijsheid, zoo verheven! zoo geroemd!
Gy, schaduw van een damp, uit d' afgrond opgedoemd!
Gy, kwelling, aanverwant aan trots en zelfverblinding,
Gelogenstraft door 't hart, beschaamd door de ondervinding!
Buig, buig de kruin in 't stof, gy, waan van 't stofgewormt',
En terg geen hemel dien uw overmoed bestormt!
1816.
|
|