De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 182]
| |
De paarlende daauwdrop.Ga naar voetnoot*Daauwdrop, uit een hooger lucht
Dan van 's arends stoutste vlucht,
Op het aardrijk afgegoten,
Drijf ik hier, ô Eenig goed,
Op den hobbelenden vloed,
Van een aardsche schelp omsloten.
'k Spiegel thands het licht niet af
In een mengeling van verven,
Maar, gedoemd zijn glans te derven,
Kwijn ik duister in dit graf.
Gy nogthands, gy ziet my, God,
Dobbrend, niet naar 't schijnbaar lot,
Maar Uw wijsheids voorbestemming.
Haar erken ik, en gedwee,
Op dees onafzienbre zee,
Zonder schrik of angstbeklemming.
Geef mijn bron my wederom;
Of, in deze schors verpareld,
Schenk my aan een beter wareld;
'k Ben en blijf uw eigendom.
1808.
|
|