De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 91]
| |
Het tooneelstuk van het menschlijk leven.Ga naar voetnoot*
De wareld is een speeltooneel,
Sprak Vondel, de oude Vader:
Elk speelt zijn rol, en krijgt zijn deel.
Dit weten we al te gader.
Maar zoo men 't leven recht betracht,
En naarstig op zijn afloop acht,
Bevestigt zich die waarheid nader.
De Jonglingschap is 't eerst Bedrijf
Van 't menschelijke Leven.
Men weet, die Akten gaan tot vijf:
Zy enden met ons sneven.
Dit eerste-toont den schrandren man,
Wat van het Drama worden kan,
Zoo 't naar de kunst wordt afgeweven.
Het tweede zien we in 't naaste perk,
Der mannelijke krachten.
Nu eerst begint het ware werk,
Waar van wy iets verwachten.
Hier vangt het stuk zijn handling aan,
En brengt de Hoofddaad op de baan:
Dit mag men 't meest belangrijk achten.
Een meergeklommen ouderdom
Is 't derde der Bedrijven.
| |
[pagina 92]
| |
Nu wendt zich 't gantsch Tooneelstuk om,
Om 't groot ontwerp te stijven.
Daar koomt verwarring in den draad,
Maar, zoo het naar den regel gaat,
Het plan zal onverwrikbaar blijven.
De Grijsheid nadert op heur kruk,
En maakt de volgende Akte.
Nu schijnt het, of het gantsche stuk
Geheel in duigen zakte.
Men ziet eene uitkomst in 't verschiet,
Maar echter 't is de ware niet,
En siddert voor des Dichters zwakte.
Maar 't vijfde is daar, en 't eind naby,
Dat alles zal ontknopen.
Verlangend zit men rij aan rij,
Te vreezen en te hopen.
En zie! een enkel oogenblik
Ontbindt den saamgetrokken strik,
En 't stuk is ijlings afgeloopen.
Doch gy, die zoo'n Tooneelstuk speelt,
En u het hart voelt zwellen,
Naar mate uw spel de schouwplaats streelt,
Ik moet u iets vertellen!
‘Hoe hooger gy 't verwarren voert,
Hoe meer gy by de ontknoping roert:’
Dit moogt gy tot een grondles stellen.
‘En daarom, speelt gy voor 't gemeen,
Vlecht Epizoden samen:
Brengt alles, wat gy kunt, by een,
Om wondren uit te kramen.
| |
[pagina 93]
| |
Laat ieder roepen, dag aan dag:
Wat of daar toch van worden mag?’
‘Al zoudt ge u voor u-zelven schamen.
Maar speelt ge voor uw eigen hart,
Zoo zoek een klein Theater.
(Daar zijn de Dramaas min verward)
Al heeft het min geklater.
Het zelfgenoegen in uw rol
Is beter dan een waschmandvol
Van altijd zinloos Volksgeschater.
Ten minste, zie u-zelven aan!
Verwarring moet er wezen;
(Dat 's op geen Schouwburg ooit te ontgaan)
Maar, niet te hoog gerezen!
Denk altijd aan de laatste stond. -
Het geen ge niet ontwikklen kondt,
Wierd vruchtloos van een dwaas geprezen.
Ja heb, door uw geheele stuk,
Het laatst Bedrijf voor oogen;
Dat alle heil en ongeluk
Het eind bevordren mogen.
Laat in uw Drame niets geschiên,
Dat op dat einde niet zou zien:
Dit zal uw kracht van ziel betogen.
Doch schoot u kunst en kracht te kort,
Om eens een knoop te ontbinden,
Die licht te zeer verwikkeld wordt,
Wat toevlucht zoudt gy vinden?
Ach! schriklijk ging het menig een,
Indien er niet een God verscheen,
Om 't warrig kluwen los te winden!’
1798.
|
|