De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 43]
| |
't Gebed van Kleanthes.
| |
[pagina 44]
| |
Zijn niet van u, mijn God! uit u niet voortgevloeid. -
Van u is de orde ontstaan in 's baierts woest gevaarte,
En, elk zijn plaats gesteld naar eisch van zijn geäartte.
Door u staan 't goede en 't kwade in 't stoorloos evenwicht,
Dat door 't volmaaktst akkoord de beste wareld sticht.
De mensch, in 't hart verdwaasd, ziet valsche schijnsels glimmen,
Tast gretig toe naar 't goed, en grijpt slechts ijdle schimmen.
Uw woord-alleen, uw woord, 't waarachtig Hemellicht,
Toont naar 't geluk den weg, die voor hem open ligt.
Maar de een ligt vast in d'arm der vadzigheid verzonken,
En de ander is van 't gift der vuige wellust dronken;
Een derde vlamt in 't hart op aanzien of gezag,
Of hongert uit naar 't goud, dat niet verzaden mag.
Gy, Godheid, die my hoort! tot u hef ik mijn handen,
Die Vader zijt van 't licht, en donders doet ontbranden!
Ai! delg Gy 't misdrijf en de dwaling uit van de aard!
Verbrijzel 't zinlijk juk, dat onze ziel bezwaart!
Spreek! toon d' onwetenden, den dwazen stervelingen
Een' straal van 't grootsch ontwerp, door hen niet door te dringen,
En worde in aller hart, gestemd op éénen toon,
Één zelfde, één zuivre hulde uw godheid aangeboôn!
Een hulde, uw weldaân waard, zoo iets haar op kan wegen,
En, tot uw Heiligheid geheiligd opgestegen!
Bezieler van 't Heelal, die d' adem gaaft aan 't stof!
Dat al wat is, vereene in uw' gerechten lof!
Dat Aarde en Hemelkreits hunn' Lofzang samenmengelen!
Dit, dit 's der menschen plicht! de zaligheid der Engelen!
1794.
By gebrek van 't oorspronklijk,
de vertaling van de Bougainville gevolgd. |
|