De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 13(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] Lief. Aan Bellulus.Ga naar voetnoot* Ge maakt een heel lief vaers; ge schrijft een' lieven brief; Ge zingt, ge speelt de fluit en 't orgel, beide, lief. Ge weet heel lief (zegt elk) te dammen en te schaken, En met een lief gesprek de vrouwen te vermaken: Ge kleedt en kapt u lief; ge doet een lief pleidooi. Lief doet ge wat ge ook doet, maar niemand noemt het mooi: 't Wordt geen van alle schoon, maar altijd lief, gerekend. Doch weet ge wat dit lief in ieders mond beteekent? Schoon noemt men, fraai of mooi, het geen behaagt en treft: Lief, 't geen de inschiklijkheid uit goeder hart' verheft. 1793. Kniedicht. voetnoot* Verspreide Gedichten I, 86. Vorige Volgende