De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 360]
| |
De pen aan den schrijver.Ga naar voetnoot*Laat me eenmaal rust: het is het recht
Van d' u zoo lang getrouwen knecht.
'k Ben steeds het speeltuig van uw geest,
En tolk van uw gevoel geweest,
Die immer in uw dienst vernoegd,
't Papieren veld heb doorgeploegd;
En stortte tienmaal zoo veel inkt
Dan ge in tien jaar aan wijn verdrinkt;
Ja, stond by nacht en dag gereed
In vrolijkheid en hartenleed. -
En, heb ik soms wat inkt verkwist,
Of was mijn punt niet wel gespitst,
Nooit heeft zy zich gedoopt in gal,
Noch werd bestierd door 't blind geval,
Noch zocht door opgepronkte kunst
By tijdgeest, volk, of vorsten gunst;
Maar troostte zich der bozen haat,
Der domme wareld blinden smaad,
En bleef in ballingschap en nood,
By welvaart, en gebrek aan brood,
Zich-zelve en ook uw hart gelijk,
En waard den naam van bilderdijk.
Zoo diende ik zestig jaren lang,
En trotste vijandschap en dwang,
En zag, den geest der eeuw ten spijt,
Vrijmoedig uit naar beter tijd;
| |
[pagina 361]
| |
Of mooglijk weêr een flikkerglans
Zich op moog doen aan 's hemels trans,
Dat waarheid eens niet meer in 't land
Verstikt word' door het onverstand,
Maar onzer Vaadren aart herbloei'
En 't dartel onkruid weêr besnoei'.
Dan, ach! wat werd er van die hoop!
De stroom van dwaasheid houdt zijn loop,
Uit bodemloozen poel geweld,
Terwijl de tijd ten afgrond snelt
Hoe zeer men luchtkasteelen bouwt;
En gy en ik, te saam veroud,
En afgesleten even zeer,
Wy dienen voor deze eeuw niet meer.
Dus geef my eindlijk mijn ontslag,
Neem zelf uw rust op d' ouden dag,
En of men lof of laster schreeuw,
Vertrouwen we op geen wijzer eeuw.
1828.
|
|