De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12
(1859)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijGerustheid.Ga naar voetnoot*Niemand zal ze uit mijne hand rukken. Neen, Uw hand zal niet ontvallen
Dierbre Heiland, wat zy vat!
Gy beklemt het als uw schat.
Neen, van al die duizendtallen
Stort geen zandgrein neêr op de aard
Dat gy in uw vuist bewaart.
Neen, geen macht zal 't U ontscheuren,
Wat die hand besloten houdt,
Zij de poging nog zoo stout!
Want dan zal ons harte treuren,
Schoon ook Duivel, vleesch en bloed,
Rukk' en trekk', en woel' en woed'?
| |
[pagina 259]
| |
'k Heb mijn zonden U beleden;
Gy, Gy greept my uit den brand;
Veilig ben ik in Uw hand:
Zy, zy zal my 't hart herkneden,
Zy, my voor my-zelf behoên;
Wat dan zal my schroomen doen?
Vliet vrij, tranen, langs mijn wangen;
Maar van zielsbenaauwdheid niet!
Tranenbeken, vliet ja vliet;
Maar van dank en zielsverlangen;
Niet, van siddring voor een macht
Die mijn Heiland t' onder bracht!
Jezus heeft de Hel bedwongen,
Voor de zondeschuld geboet;
Wees bevredigd, mijn gemoed!
Hem zij lof en dank gezongen!
In Uw naam, immanuël,
Strijden wy met vleesch en Hel.
1825.
|
|