De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12
(1859)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijAfhanklijkheidGa naar voetnoot*Wees niet hooggevoelend, maar vrees! Ja, mijn hart is U verknocht,
U die my hebt vrijgekocht,
't Wenscht voor U te sneven.
't Acht geen lijden, 't acht geen pijn
Om Uw eigendom te zijn,
Leven van mijn leven!
| |
[pagina 249]
| |
Ja, mijn hart is U verknocht:
Maar wat siddrende achterdocht
Doet mijn borst ontzetten!
Hou, mijn ziel, zorgvuldig wacht,
En betrouw geen eigen kracht,
Door een Niets te pletten!
Of zou my de Apostel niet
Die geen doodsgevaar ontziet
Om het zwaard te trekken,
Maar dien 't enkle woord vertsaagt
Van eene ongeachte maagd,
Tot verschrikking strekken?
ô Hoe menig had zijn hoofd
De eer der martelkroon beloofd,
En aan 't zwaard geboden,
Die in 't eind zich-zelv' ontviel
En, met neêrgedrukte ziel,
Boog voor valsche Goden!
Ach, wat is onze eigenwaan!
Wie, ô Godheid, kan bestaan,
Als de stormen loeien?
Waar Uw kracht hem niet verzelt,
Zinkt de hoogstvermeten Held
In verachte boeien.
Neen, mijn God, ik roem niet, neen!
'k Steun op Uwe kracht alleen:
Gy zult my behoeden;
Door Uw mogendheid gesterkt,
Wordt mijn moed door niets omperkt,
Hoe de boozen woeden.
| |
[pagina 250]
| |
Geef, ô Jezus, geef Gy moed,
En, vereischt Uw dienst mijn bloed,
Laat het willig stroomen
Maar leer me ook in 't driftgewoel,
Door afhanklijk zielsgevoel
't Eigenzelfs betoomen!
1824.
|
|