De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12
(1859)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijAan den koning.Ga naar voetnoot*'t Is geen praalzieke eerbetooning,
Die een stramme lier u biedt;
Maar de zucht, grootmoedig Koning,
Die uit d' open boezem vliet.
Weldaân binden, weldaân klemmen;
Maar geen weldaad is in staat
Om den Dichtersnaar te stemmen,
Waar het hart niet dankbaar slaat.
Zie het mijne hier ontsloten!
't Is u heilig, dierbre Vorst!
In mijn verzen uitgegoten,
Toont het u een zuivre borst.
| |
[pagina 134]
| |
Boezem, die, aan plicht en wetten
Onveranderlijk gehecht,
Alles op heeft durven zetten
Voor Gezag en Vorstenrecht!
Boezem, die zijn bloed dorst plengen,
Waar vergelding was noch roem;
En aan u geen' zucht zal brengen,
Die het hart inwendig doem'!
Neen, ik eer den Koningszetel:
'k Riep hem in den Staatsorkaan
('t Zij dan moedig, of vermetel!)
Als den wissen toevlucht aan.
Maar mijn wenschen zijn volkomen:
'k Zie den langgewenschten throon
Van een' Heerscher ingenomen
Die gevoel heeft voor mijn' toon:
Wien het loof der zanggodinnen
En der kunsten lauwer siert:
Die een Vaderland kan minnen,
't Geen hy tot behouder wierd!
'k Zie zijn' boezem vurig blaken
Voor dat dierbaar vaderland:
Hem voor Hollands welzijn waken
Met eens vaders ingewand!
Neen, het waar geen Hollandsch harte,
Dat, als ik, uw ziel doorlas,
En voor u de dood niet tartte,
Waar zy onvermijdbaarst was.
Maar, wat kan ik u betoonen,
Aan mijn krankbed vastgeboeid?
Zuchten, tranen, ijdle tonen,
Doch waar heel de ziel in vloeit.
ô Ontfang die ijdle klanken
Van een lijdend, stervend hart!
U te roemen, u te danken,
Is verzachting voor mijn smart.
1808.
|
|