De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 12
(1859)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 80]
| |
By het inzeilen der Hollandsche zeeplas,
| |
[pagina 81]
| |
Haal, haal nu adem, ô mijn hart!
Vergeet een deel van al uw smart,
Zie daar de Enkhuizer zilte stroomen:
Uw noodlot heeft een keer genomen!
Haal adem, afgepijnde borst!
Lesch hier uw lang gevoede dorst!
ô Stroomen! stranden! Hollandsch zand!
Hoe blijde reik ik u de hand! -
Hoe is mijn ziel van lust doordrongen! -
Mijn hart schijnt aan den boei ontsprongen! -
Mijn drift, ô matig u! bedaar!
Die welling is mijn hart te zwaar. -
Mijn boezem hijgt, en schokt, en klopt,
Van duizend tochten overkropt: -
Het wemelt alles voor mijne oogen: -
'k Verlies gevoel en denkvermogen: -
Mijn brein doorzuist een worstlend meir:
'k Bezwijk, en vind my-zelf niet weêr. -
Bezwijken? - Ach, die dus bezweek! -
Doch is des menschen hart zoo week?
Die zoo veel onheils door kon strijden,
Bezwijkt die, na voleindigd lijden?
Ja, Vreugde heeft haar angel ook,
En moordt met dubbel scherpe pook.
Welaan dan, leg u neêr, mijn hoofd!
Zie hier de prijs, u lang beloofd:
In 't Vaderlijke graf te rusten!
Dit voorrecht mag u thands gelusten,
De Hemel schonk het u. Welaan!
Ik was! mijn wenschen zijn voldaan.
[1806.]
|
|