De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 9
(1858)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijDe liefde.Ga naar voetnoot*Als Kupido, met zijn' staf,
Mij in hobbelige dalen,
Die nooit wind verfrissing gaf,
Door de struiken heen deed dwalen;
Heeft me een adder, voor het oog
In de kruiden neêrgedoken,
Op het onvoorzienst gestoken:
't Scheen dat mij de geest ontvloog;
't Hart kromp in mijne ingewanden;
'k Dacht, mijn dood is nu voor handen:
Maar Kupido, die dit ziet,
Slaande 't dons van zijne vlerken
Op mijn hoofd, om mij te sterken,
Zegt: gij kent nog 't minnen niet.
1781.
|
|