De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 9
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 422]
| |
Liefde.Ga naar voetnoot*Het lust, het lust me te beminnen:
Kupido had het mij geboôn;
Maar ik, geheel beroofd van zinnen,
Verachtede 't bevel van Cytheréaas zoon.
Dus, na mij tot den strijd te dagen,
Maakt hij zijn' stalen boog gereed,
En pijlen, op den rug gedragen,
Die hem Vulkaan weleer in Lemnos had gesmeed.
Ik gesp het harnas aan de leden,
En koom, van speer en schild voorzien,
Als Peleus zoon, te voorschijn treden,
Om met een' fieren moed Kupido weer te biên.
't Gevecht begon; hij schoot; ik vluchtte;
Tot hij, van pijlen gantsch ontbloot,
Van spijt en wrevel diep verzuchtte
En, als een' schicht, zich-zelv' in mijnen boezem schoot.
Dus drong het wicht zich in mijn harte:
Op zulk een wijs beheerscht hij mij.
Nu baat geen schild voor deze smarte:
't Is al inwendig en onzichtbaar dat ik lij'.
1781.
|
|