De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 9
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 417]
| |
De schone kunne.Ga naar voetnoot*Natuur heeft al wat zij deed leven
Met eigen' wapentuig' voorzien;
Of om 't geweld te wederstreven,
Of om zijns vijands macht te ontvliên.
Den rossen Koning van de dieren
Gaf ze overmacht in klaauw en tand:
En heeft het woest geslacht der Stieren
Het voorhoofdwapen ingeplant.
Dus schonk zij, voor de felle krachten,
Verleend aan Tijger, Wolf, en Beer,
Den Ever, ondoordringbre vachten;
Den Haas, de snelheid, tot geweer.
Zij gaf den Visschen, om de baren,
Den Vooglen, om het hemelruim,
Op vlugge wieken door te varen,
De breede vin en lichte pluim.
Zo heeft zij, voor alle ander wapen,
Den Mann' een' onbetembren moed,
Een stugge zielskracht, ingeschapen;
Waar voor hij 't alles buigen doet.
Dit alles werd der Vrouw' onthouen.
Zij bleef dan ongewapend? - Neen. -
Wat was dan 't aandeel van de Vrouwen? -
't Aanminnig lichaamsschoon alleen.
| |
[pagina 418]
| |
Dit strekt haar in de plaats van speeren,
Van klingen, bijlen, boog en schicht.
Hier door weet ze alles te overheeren,
Met eenen wenk van haar gezicht.
1781.
|
|