De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 9
(1858)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijDe liefde en de dichter.Ga naar voetnoot*
de liefde.
Wijd toch eens, ô lieve Dichter,
wijd toch eens een lied aan mij.
Zeg wat loon gij wilt ontfangen,
'k schenk u alles, eisch het vrij.
| |
[pagina 407]
| |
de dichter.
Ik ter uwer eere zingen!
Ik heb niets van u dan pijn.
- Spreek nochthands, vermetel wichtje,
zeg mij, wat mijn loon zou zijn.
de liefde.
Voor mijn Moeders staatsiewagen
staan twee tortels in 't gareel,
't Liefste paar dat ge ooit beschoudet!
zo ik u daar een van steel?
de dichter.
Hoe! twee duifjes, 't een voor 't ander
zo getrouw, zo lief, zo teêr,
Van elkander aftescheuren!
Dwingland, schaamt ge u dan niets meer?
de liefde.
Nu dan, 't is mij toch om 't even:
dat ik u de zwanenvlucht
Van haar wolkenkoets vereerde?
Die vloog met u door de lucht.
de dichter.
Mij die zwanen? schone gaven!
of ik ooit ten Hemel steeg!
Maar waar of ik voor die vogels
ambrozijn of nektar kreeg?
de liefde.
'k Zal u dan mijn' oogband schenken,
door mijn Moeders eigen hand
Van de fijnste zij' geweven.
Voel, hoe zacht is deze band.
| |
[pagina 408]
| |
de dichter.
Dat die wil, zich de oogen blinde;
mij geen sluiers voor 't gelaat!
Ik staar altoos op Selene,
En mijn oog wordt nooit verzaad.
de liefde.
Zie dan hier de minnepijlen,
die mijn wapenbus besluit,
Die door maagdenboezems vlijmen.
kies er u den snelsten uit.
de dichter.
Neen: hij maakt te wreede wonden:
houd hem, Liefde, 'k gruuw er van.
Welk een wreedaart, die den boezem,
dien hij aanbidt, grieven kan!
de liefde.
Wel, voor 't laatst dan, wreevle Dichter!
wijst gij 't alles van de hand,
Neem dan 't peesje van mijn boogje,
dat gij 't op uw Cyther spant.
de dichter.
Geef, ja geef het, lieve Liefde!
geef mij 't minnepeesje hier:
Trof uw boog er harten mede,
't geev' die kracht ook aan mijn Lier!
1781.
|
|