De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 9
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 318]
| |
Staatsrust.Ga naar voetnoot*Ἐν τοῖσι μωροῖς τοῦτον ἐγὼ κρίνω βροτῶν, Ὅςτις τῶν πατέρων παισὶ μὴ φρονοῦσιν εὖ, Ἢ καὶ πολίταις παραδίδωσ᾽ ἐξονσίαν. In zijn Vorst die hand te erkennen
Die der dingen teugels klemt,
Hem den toom te laten mennen,
Wien Gods ordening bestemt;
Of met schuim van aterlingen
Zich in de oppermacht te dringen
Door klubistendwinglandy,
En met opgeruide hoopen
Kerk en Burgerstaat te slopen;
Wat verdient den naam van vrij?
Vredig in zijn wijngaardlommer
Met zijn zalig huisgezin,
't Brood te smaken zonder kommer,
Door zijn dagelijks gewin;
Of met opgeblazen dwazen
In een Staatspaleis te razen
Over 't geen men niet verstaat,
En, met bloed en brein aan 't gisten
Deel te nemen in hun twisten
In verwarden dolhuispraat?
Aan zijn Koning deel te brengen
Van den zegen onzer vlijt;
Of zijn inkomst uit te plengen
Voor den dwaas die ze ons benijdt?
In een dankstofvol genieten
| |
[pagina 319]
| |
't Heil van God ons toe zien vlieten,
't Zoete smakend van zijn stand;
Of in eeuwig rustloos woelen
't Kostbre leven henen spoelen
In een stormig, zinkend land?
Kunt gy twijflen, gy Bataven,
Eertijds vrij by Nassaus staf:
Nu, van uw gelijken slaven,
En gedoemd tot zwijnendraf?
Leert uw jammer recht beseffen,
En uw stem tot God verheffen,
Smeekt een Vaderlijk gezag:
Geeft uw' Vorst het roer in handen,
Dat de Staatshulk niet moog stranden
Waar geen wijsheid redden mag!
1824.
|
|