De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8
(1858)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 400]
| |
Floris de Vijfde.Ga naar voetnoot*'t Grootmoedig Vorstenbloed, dat door uwe aders speelde;
De vurigheid der Jeugd die uit uwe oogen blonk;
De luister van uw Hof, wiens zorgelooze weelde
U haren zwijmelwijn uit gouden bekers schonk;
Uw voorstaan van het recht tot siddring van de bozen;
En weldoen, ruim verspreid, maar door geen keus bestierd,
Dat, waar verdienste ontbreekt, of haten doet of blozen;
Met heldendapperheid, die, ongelijfstaffierd,
Geweld trotseeren durft, gevaar verachtelozen;
Zie daar, ô Koningstelg, wat uw verdelger wierd!
Maar wat, wat heeft u toch, tot heil uws Volks geboren,
By elk zoo teêrgeliefd en troosteloos beschreid,
By dit, dit zelfde volk, der schrijvren haat beschoren? -
Hun traagheid, voorgegaan door diepe onwetendheid. -
Of, mogen we ongestraft de Waarheid hier vereeren,
De bron schuilt meer in 't hart dan 't dwalen van den geest:
Men roemt aan 't volk niet graâg zijn vorige Opperheeren,
Daar 't niet dan tot zijn spijt, zijn Medeburgren vreest;
En hem, die 't Vrijheid preekt, terwijl hy 't wil regeeren,
Zijn alle Vorsten kwaad, maar d' allerbraafsten 't meest.
1788.
|
|