De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 8
(1858)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijLalage.Ga naar voetnoot*Nondum -
Horatius.
Wat wilt ge? Die zoo ranke hals,
Die schouder nog zoo week en malsch,
Kan 't Juk des huwlijks nog niet dragen:
Wat spant ge naast een forschen stier,
Vol bruischend bloed en vlammend vier,
Het teedre rheetjen voor den wagen?
| |
[pagina 275]
| |
Neen, huppel' ze in den klaver rond,
En snuiv' den zoeten morgenstond
Met d'adem in der Hofzefieren;
En spoel' ze in dartle spelenszucht
Het zweet der warme middaglucht
In 't kronklend wad der veldrivieren.
Laat ze eerst in luchten kalverdans,
Eer 't oog nog tintle van zijn glans,
Gestalte, en heup, en borst, ontwikkelen;
Tot rijper, tot bekwamer dag
De maagdenknop ontsluiten mag,
En 't hart tot teedre neiging prikkelen.
Wat grijpt gy, als met havikskluif,
Naar de ongerijpte en groene druif?
Verbei! de Herfstmaand is op handen;
Haast biedt ze u heel heur overvloed
In blaauwen waas en purpren gloed,
Die harten mag doen watertanden.
Haast gluurt ze u, 't kinderspelen moê,
Met half verstolen lonkjens toe,
Die elk door borst en aders schieten.
Dan ga uw oog op 't blank albast
Van hals en schouders vrij te gast;
Dan kunt ge uw Lalage genieten!
1824.
|
|