De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 6
(1857)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijTe vredenheid.Ga naar voetnoot*Wat onbegrijplijk Hemelzoet
Ontspruit er uit een kalm gemoed,
Dat, zonder twisten met zijn God,
Te vreden is in 't hachlijkst lot!
Het zij de voorspoed rozen strooi,
De zonnelach den hemel tooi,
En op den spiegelvlakken vloed
De Halcion op 't nestjen broed';
Het zij de stormwind tiere en bruisch',
Het onweêr rots en woud vergruiz',
En 't overwolkte morgenlicht
Voor zwarte nevelstroomen zwicht';
Hy mort niet met bekommerd hart;
En d' ijzren weêrhaak van de smart
Die 't leed verdubbelt in 't verdriet,
Beproeft hy by den weêrspoed niet.
| |
[pagina 184]
| |
Hy schept zich by des weêrspoeds knel
Geen wanhoopvol gedroomde Hel;
Maar ziet naar 't licht verbeidend uit
Dat door de nevelnacht ontspruit.
De Hoop op Hem, wiens wijze wil
De teugels wendt van 's warelds spil,
Geeft hem een vasten staf in hand
By 't uitzicht op een beter stand.
Zy, met een opgeheven oog,
Heeft zeekren toeverlaat om hoog;
En Liefde uit Euangeliegrond
Verbindt en balsemt elke wond.
In de onderwerping ligt de rust,
Die meerder is dan aardsche lust;
En 't sterfbed draagt getuigenis,
Wat Christlijk Godbetrouwen is.
Schenk, Hemel, schenk my dat gevoel,
En, Heiland, wees mijn eenig doel;
En, zeker van Uw zondaarsmin,
Slaap ik den kalmen doodslaap in!
1829.
|
|