De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 6
(1857)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijGerechtigheid.Ga naar voetnoot*Discite justitiam moniti et non temnere divos.
Virgilius.
De tong van Themis gouden schaal schokke uit haar evenwicht,
Wat wordt er van het heilig recht?
Van regelmaat en plicht?
Geweld en overmoed beslecht,
De maatstaf buigt, het richtsnoer breekt,
En eigenwil wordt wet;
De macht verdwijnt die 't misdrijf wreekt,
En de onschuld ligt verplet.
't Is al verdelgingskrijg op de aard
En onverzoenbre twist;
En niets blijft over dan het zwaard,
| |
[pagina 133]
| |
Dat blinkende in des sterksten vuist,
Door zeën bloeds en tranen bruischt,
En van ons lot beslist.
ô Heilige Rechtvaardigheid, den Hemel afgedaald!
Door u bestaat en Volk en Rijk
Zoo verr' het daglicht straalt.
In 't duister van der schimmen wijk
Aan de overzij' van dood en graf,
Daar zetelt zich de wraak;
Daar snerpt de geessel van de straf
By wanhoop, bleek van kaak.
Daar roept een vreesselijke stem
Die uit de diepte schiet,
(De holle steenrots geeft haar klem):
‘Beef, menschdom, over de aard verspreid!
En, stervling, leer gerechtigheid,
En terg de Godheid niet!’ -
Hoor, aardworm, naar die stem, ja hoor! en dring' zy door uw borst!
Die-zelv smacht naar gerechtigheid
Met blakerende dorst:
Die zucht is door uw bloed verspreid.
Zoek, zoek u-zelf in 't zielsgevoel,
De onsmoorbre stem van 't hart:
Neen, 't is voor recht noch waarheid koel,
En 't onrecht doet het smart.
Ook daar weêrgalmt de donderknal:
‘'t Is god die 't onrecht stremt,’
Hy rolt en klatert door 't Heelal.
Leer, menschdom, leer gerechtigheid:
Hy is 't tot wien verdrukking schreit,
Hy heeft haar wraak bestemd.
1827.
|
|