De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 6
(1857)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 127]
| |
Voorjaar.Ga naar voetnoot*Als in eenen dag der slachting. De lang verwachte zwaluw kwam
En rept aan 't bruine lijf de zilverpluisde vlerken,
Brengt zonneschijn en loof aan bosch en wandelperken,
En schenkt aan 't zwangere ooi zijn klaaglijk-blatend lam.
Ja blaat vrij klaaglijk en verlegen,
Onnoozle met uw zachte en hagelwitte vacht,
Al kent gy 't moordhol niet waar u de vraatzucht wacht:
In de Echo galmt de Dood uw bevend blaten tegen.
Zoek, zoek de zoete moederspeen;
Hoe kort zult ge aan heur voet die zuivre lust genieten!
Hoe kort is 't, of uw bloed, uw schuldloos bloed, zal vlieten!
Uw leven, uw genot, spoedt in een nachtwaak heen.
't Is weinig, wol en melk te brengen!
Uw room, uw warme vacht kan menschen niet voldoen.
Voor d' onverbidbren eisch der wreedheid is geen zoen:
Verdelger is hun naam, hun lust is bloed te plengen.
Maar sterf, in dit uw lot getroost:
Ook ons is 't moordend mes des slachters opgeheven;
Wy weten 't, zien 't van verr' met nutloos tegenstreven,
En elken dag wenkt ons zijn glinstring uit het Oost.
| |
[pagina 128]
| |
ô Mochten wy 't als gy verwachten,
Onnoozel, onbesmet, gewasschen aan den vliet
Die voor het Christlijk hart van uit den rotssteen schiet;
Hoe vrolijk boden we ons aan 't ons bestemde slachten!
Geef, Hemel, geef dit elk van ons!
Zoo grijpt geen wolfsgebit ons hangende in de doornen:
Zoo is de dood geen straf, geen blijk van Uw vertoornen,
Maar 't hardste sterfbed wordt een lieflijk eiderdons.
1827.
|
|